ECLI:NL:RVS:2009:BH4636

Raad van State

Datum uitspraak
27 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809495/2/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • J.J. den Broeder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van de werking van een uitspraak van de rechtbank inzake openbaarmaking van documenten door de GGD

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 februari 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden (GGD) tegen een uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 21 november 2008. De rechtbank had geoordeeld dat de GGD niet had voldaan aan een verzoek van [verzoeker] om openbaarmaking van documenten met betrekking tot de nieuwe huisvesting van de GGD. De rechtbank had de GGD opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen en had bepaald dat de GGD een dwangsom van € 500,00 per dag verbeurde voor elke dag dat deze termijn werd overschreden.

De GGD heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft de zaak op 19 februari 2009 behandeld. De voorzitter oordeelde dat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de GGD bij het besluit van 17 december 2008 alle documenten had verstrekt. Gezien het belang van de GGD en de dreiging van dwangsommen, heeft de voorzitter besloten om de werking van de uitspraak van de rechtbank te schorsen met ingang van 3 februari 2009. Dit betekent dat de GGD tijdelijk niet verplicht was om de dwangsom te betalen terwijl het hoger beroep aanhangig was.

De voorzitter benadrukte dat zijn oordeel voorlopig was en niet bindend in de bodemprocedure. De beslissing om de werking van de uitspraak van de rechtbank te schorsen, biedt de GGD enige ademruimte terwijl de rechtszaak verder wordt behandeld. De uitspraak van de voorzitter is openbaar gemaakt op 27 februari 2009.

Uitspraak

200809495/2/H3.
Datum uitspraak: 27 februari 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden,
verzoeker,
tegen de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 21 november 2008 in zaak nr. 07/1320 in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats]
en
het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2005 heeft het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Westfriesland (thans: het dagelijks bestuur van de Gewestelijke Gezondheidsdienst Hollands Noorden, hierna: de GGD) het verzoek van [verzoeker] om openbaarmaking van alle documenten die betrekking hebben op de plannen voor de nieuwe huisvesting van de toenmalige GGD Westfriesland afgewezen.
Bij besluit van 13 juni 2007 heeft de GGD het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 november 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Alkmaar (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 13 juni 2007 vernietigd, de GGD opgedragen binnen vier weken na de verzending van haar uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen in haar uitspraak is overwogen en bepaald dat de GGD aan [verzoeker] een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor elke dag dat de hiervoor bepaalde termijn wordt overschreden.
Bij besluit van 17 december 2008 heeft de GGD een aantal documenten openbaar gemaakt.
Tegen de uitspraak van de rechtbank heeft de GGD bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2008, hoger beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 februari 2009, heeft de GGD de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij brief, ingekomen bij de rechtbank op 3 februari 2009, heeft de GGD de rechtbank verzocht om opheffing dan wel schorsing van de looptijd van de door haar opgelegde dwangsom. Deze brief is door de rechtbank doorgezonden naar de Raad van State.
De voorzitter heeft het verzoek om voorlopige voorziening ter zitting behandeld op 19 februari 2009, waar de GGD, vertegenwoordigd door mr. W.J.M. Loomans, advocaat te Hoorn, en mr. H.J. Waal, juridisch adviseur, en [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. J.N.T. van der Linden, advocaat te Amsterdam, en [partij], zijn zakenpartner, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek strekt ertoe de uitspraak van de rechtbank te schorsen.
2.3. De rechtbank heeft overwogen dat de GGD zich in het besluit van 13 juni 2007 ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat aan het verzoek van [verzoeker] is voldaan. Bij het besluit van 17 december 2008 heeft de GGD alsnog een aantal documenten openbaar gemaakt. Voorts heeft de GGD zich op het standpunt gesteld dat een aantal door de rechtbank genoemde documenten niet openbaar kan worden gemaakt omdat deze documenten niet of niet meer bestaan.
Bij brief van 26 januari 2009 heeft [verzoeker] aan de GGD te kennen gegeven dat bij het besluit van 17 december 2008 niet is voldaan aan de uitspraak van de rechtbank en dat de GGD dwangsommen verbeurt. Op 11 februari 2009 heeft [verzoeker] bij de GGD executoriaal beslag laten leggen.
2.4. Partijen zijn verdeeld over het antwoord op de vraag of het besluit van 17 december 2008 met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank is genomen. Een beoordeling hiervan zal plaatsvinden bij de behandeling van het geschil in de bodemprocedure.
2.5. De voorzitter ziet onvoldoende aanwijzing dat de stelling van de GGD dat bij het besluit van 17 december 2008 alle documenten zijn verstrekt voor zover mogelijk onjuist is. Gelet hierop acht de voorzitter het door de GGD gestelde belang dat hangende het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank en het beroep tegen het besluit van 17 december 2008, dat, gelet op artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht, ook in de bodemprocedure door de Afdeling wordt betrokken, dwangsommen worden verbeurd voldoende zwaarwegend om de door de GGD gevraagde voorlopige voorziening te treffen met ingang van de datum van binnenkomst van het verzoek.
2.6. De GGD heeft de rechtbank verzocht om met toepassing van artikel 611d van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering de door haar oplegde dwangsom op te heffen dan wel de looptijd ervan te schorsen. De rechtbank heeft dit verzoek ter behandeling doorgezonden naar de Afdeling. Daargelaten of deze doorzending juist is, ziet de voorzitter hierin geen aanleiding om een verdergaande voorziening te treffen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
schorst bij wijze van voorlopige voorziening de werking van de uitspraak van de rechtbank Alkmaar van 21 november 2008 in zaak nr. 07/1320 voor zover daarin is bepaald dat de GGD aan [verzoeker] een dwangsom verbeurt van € 500,00 voor elke dag dat de hiervoor bepaalde termijn wordt overschreden, met ingang van 3 februari 2009.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J.J. den Broeder, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Den Broeder
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 februari 2009
187-512.