ECLI:NL:RVS:2009:BH4650

Raad van State

Datum uitspraak
4 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803923/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • P. Lodder
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de stillegging van bouwwerkzaamheden door het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de besloten vennootschap Ortler Vastgoed B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam. Het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid had op 16 april 2007 bouwwerkzaamheden op de percelen Willemsparkweg 206 en 208 stilgelegd onder oplegging van een dwangsom. Ortler Vastgoed B.V. stelde dat deze stillegging onterecht was, omdat de uitbouw als bouwvergunningvrij zou moeten worden aangemerkt. De rechtbank had eerder het beroep van Ortler Vastgoed ongegrond verklaard en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.

De Raad van State heeft de zaak op 4 maart 2009 behandeld. Tijdens de zitting is Ortler Vastgoed vertegenwoordigd door mr. A.L. Bervoets, terwijl het dagelijks bestuur werd vertegenwoordigd door mr. C.M.E. Bakkum en M.G. Spiegelenburg. De Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de aanbouw niet als bouwvergunningvrij kan worden aangemerkt. De Raad heeft vastgesteld dat de diepte van de aanbouw over de gehele breedte van de percelen niet minder dan 2,5 meter bedraagt, wat in strijd is met de voorwaarden van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (Bblb).

De Raad van State bevestigt de uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat het dagelijks bestuur bevoegd was om handhavend op te treden door de bouwwerkzaamheden stil te leggen. De Raad concludeert dat het hoger beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 4 maart 2009.

Uitspraak

200803923/1.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ortler Vastgoed B.V., gevestigd te Amsterdam,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 21 april 2008 in zaken nrs. 08/1037 en 07/4666 in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ortler Vastgoed B.V. en haar [bestuurder]
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid.
1. Procesverloop
Bij besluit van 16 april 2007 heeft het dagelijks bestuur van het stadsdeel Oud-Zuid (hierna: het dagelijks bestuur) bouwwerkzaamheden op de percelen Willemsparkweg 206 en 208 onder oplegging van een dwangsom stilgelegd.
Bij besluit van 18 december 2007 heeft het dagelijks bestuur het daartegen door [bestuurder] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 21 april 2008, verzonden op 22 april 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het daartegen door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Ortler Vastgoed B.V. (hierna: Ortler Vastgoed) en [bestuurder] ingestelde beroep ongegrond verklaard en het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Ortler Vastgoed bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juni 2008, hoger beroep ingesteld.
Het dagelijks bestuur heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 6 februari 2009, waar Ortler Vastgoed, vertegenwoordigd door mr. A.L. Bervoets, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde], en het dagelijks bestuur, vertegenwoordigd door mr. C.M.E. Bakkum en M.G. Spiegelenburg, beiden ambtenaar in dienst van het stadsdeel, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan betreft een aanbouw ter hoogte van het souterrain van beide panden. Het dak van de aanbouw wordt 60,0 cm boven de vloer van de boven het souterrain gelegen beletage aan de achtergevel van laatstgenoemde etage bevestigd.
2.2. Ingevolge artikel 1, eerste lid, van het Besluit bouwvergunningsvrije en licht-bouwvergunningplichtige bouwwerken (hierna: Bblb), voor zover thans van belang, is de eerste verdieping de tweede bouwlaag van de woning, een souterrain niet daaronder begrepen.
Ingevolge artikel 2, aanhef en geletterd onderdeel a, wordt als bouwen van beperkte betekenis aangemerkt het bouwen van een op de grond staande aan- of uitbouw van één bouwlaag aan een bestaande woning of bestaand woongebouw, die strekt ter vergroting van het woongenot, mits wordt voldaan aan de volgende kenmerken:
1o gebouwd aan:
a) de oorspronkelijke achtergevel op meer dan 1 m van de weg of het openbaar groen, of
b) een niet naar de weg of het openbaar groen gekeerde oorspronkelijke zijgevel op meer dan 1 m van het voorerf en meer dan 1 m van het naburige erf,
2o niet hoger dan
a) 4 m, gemeten vanaf het aansluitende terrein,
b) 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van die woning of dat woongebouw en
c) de woning of het woongebouw,
3o gebouwd binnen de breedte van de gevel waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd,
4o minder dan 2,5 m diep,
5o zij- of achtererf door dat bouwen voor niet meer dan 50% bebouwd, en
6o niet gebouwd aan een woning of woongebouw als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de wet, aan een woonwagen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van de wet of aan een woning of woongebouw die of dat niet voor permanente bewoning is bestemd.
2.3. Ortler Vastgoed betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het dagelijks bestuur de bouw ten onrechte heeft stilgelegd, omdat de uitbouw als een bouwvergunningvrij bouwwerk moet worden aangemerkt. Zij voert daartoe aan dat de rechtbank ten onrechte de beletage als eerste verdieping heeft aangemerkt en dat daarom niet is voldaan aan het onder artikel 2, geletterd onderdeel a, onder 2o, sub b van het Bblb, genoemde kenmerk. Volgens Ortler had de rechtbank voorts tot het oordeel moeten komen dat de uitbouw minder dan 2,5 m diep is.
2.3.1. Het dagelijks bestuur heeft zich bij het besluit op bezwaar terecht op het standpunt gesteld dat niet wordt voldaan aan het onder 4o vermelde kenmerk van artikel 2, geletterd onderdeel a, van het Bblb. Aan dit kenmerk is voldaan indien de diepte van de uitbouw over de gehele breedte minder dan 2,5 m bedraagt.
Ter bepaling van de diepte van de uitbouw moet gemeten worden vanaf de oorspronkelijke achtergevel. In de Nota van Toelichting bij het Bblb (Stb. 2002, 410) is op blz. 26 ten aanzien van het begrip "oorspronkelijke achter- of zijgevel" als bedoeld in artikel 2 van dat besluit het volgende vermeld: "Voor de beoordeling van de feitelijke situatie moet worden uitgegaan van de situatie zoals die oorspronkelijk (ten tijde van de oplevering van het hoofdgebouw) was. Dat zal veelal bepaald kunnen worden aan de hand van de bouwvergunning die toentertijd voor de bouw van dat gebouw is afgegeven."
Bij de bepaling van de diepte van de uitbouw is het dagelijks bestuur terecht uitgegaan van de achtergevel zoals weergegeven op de bouwtekening uit 1894. Het dagelijks bestuur mocht uitgaan van de juistheid van die tekening, nu Ortler Vastgoed het tegendeel niet aannemelijk heeft gemaakt. Ortler Vastgoed heeft weliswaar aangevoerd dat er in afwijking van de bouwtekening van 1894 is gebouwd, maar heeft dat argument niet gestaafd. In dit verband is voorts van belang dat uit het rapport van 1 juni 2006 naar aanleiding van het stenenonderzoek dat Ortler Vastgoed heeft laten verrichten alleen kan worden opgemaakt dat het pothuis vermoedelijk tegelijkertijd met de achtergevel is gebouwd.
Volgens de bouwtekening uit 1894 staat aan de rechterzijde van het perceel Willemsparkweg 208 een bakstenen kolom die uitsteekt ten opzichte van de rest van de achtergevel van de percelen Willemsparkweg 206 en 208. Op grond van de bouwtekening is het niet aannemelijk dat de balkons op de verdiepingen dicht waren en om die reden deel uitmaakten van de achtergevel. Ten aanzien van het perceel Willemsparkweg 206 geldt verder dat de oorspronkelijke achtergevel reeds in 1930 is verdwenen, zodat reeds daarom niet aan de oorspronkelijke achtergevel is gebouwd. Gelet op het vorenstaande is niet aannemelijk dat op de door Ortler aangegeven plaats over de gehele breedte van de percelen Willemsparkweg 206 en 208 één ononderbroken achtergevel was gebouwd.
Hieruit volgt dat de aanbouw ter hoogte van het perceel Willemsparkweg 206 niet over de volle breedte van de achtergevel minder dan 2,5 m diep is. Ten aanzien van het perceel Willemsparkweg 208 mocht het dagelijks bestuur uitgaan van de bouwtekening, waarop de achtergevel eveneens teruglag ten opzichte van de bakstenen kolom, zodat ook bij dat pand de aanbouw niet over de volle breedte van de achtergevel minder dan 2,5 m diep is.
Het vorenstaande in aanmerking genomen is de rechtbank terecht tot het oordeel gekomen dat de aanbouw niet bouwvergunningvrij is en dat het dagelijks bestuur om die reden bevoegd was handhavend op te treden door de bouwwerkzaamheden stil te leggen.
Het betoog faalt.
2.3.2. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, behoeft de Afdeling niet meer te beoordelen of de hoogte van de aanbouw in strijd is met artikel 2, geletterd onderdeel a, onder 2o, sub b van het Bblb.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers                              w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer     ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009
17-560.