200900718/2/M2.
Datum uitspraak: 4 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Raalte,
verweerder.
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Raalte (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een varkens- en pluimveehouderij aan de [locatie sub 1] te [plaats] en op een perceel aan de [locatie sub 2] (ongenummerd), kadastraal bekend gemeente Raalte, sectie […], nr. […]. Dit besluit is op 18 december 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 februari 2009. Bij eerstgenoemde brief heeft[verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 februari 2009, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door H.J.G. Vollenbroek, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], in persoon en bijgestaan door [gemachtigde], als partij gehoord.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij het besluit is betrokken.
2.2.1. Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting of een zogenoemde revisievergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden belanghebbenden. Ter zitting is gebleken dat[verzoeker] woont op meer dan 800 meter afstand van het perceel aan de [locatie sub 2], het meest dichtbij gelegen deel van beide locaties van de inrichting waarop de revisievergunning betrekking heeft. Gezien deze afstand acht de voorzitter het niet aannemelijk dat [verzoeker] ter plaatse van zijn woning milieugevolgen van de inrichting kan ondervinden. Hij kan dan ook niet worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.
2.3. Gezien het voorgaande verwacht de voorzitter dat de Afdeling het beroep van [verzoeker] niet-ontvankelijk zal verklaren. Gelet daarop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 4 maart 2009