ECLI:NL:RVS:2009:BH5509

Raad van State

Datum uitspraak
5 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808686/2/R1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • M.H. Broodman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake inrichtingsplan Enschede-Noord

Op 5 maart 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot het inrichtingsplan "Enschede-Noord". Dit inrichtingsplan, vastgesteld door het college van gedeputeerde staten van Overijssel op 28 oktober 2008, heeft geleid tot bezwaren van een verzoeker wiens perceel grenst aan het aangewezen retentiegebied, het Kristalbad. De verzoeker vreesde dat de inwerkingtreding van het plan onomkeerbare gevolgen zou hebben voor zijn woon- en leefklimaat, zolang de uiteindelijke detaillering van het gebied nog niet definitief was.

Tijdens de zitting op 20 februari 2009, waar de verzoeker werd bijgestaan door mr. A. Vinkenborg en het college vertegenwoordigd was door mr. J. Regterschot, werd het verzoek besproken. De voorzitter oordeelde dat de mate van detaillering die vereist is voor de vormgeving van het gebied als retentiegebied een kwestie is die aan de orde komt bij de vaststelling van een bestemmingsplan. Het college verklaarde dat de waterbergende functie van het Kristalbad nog in verschillende bestemmingsplannen moet worden opgenomen en dat de feitelijke realisatie van het retentiegebied pas kan beginnen nadat deze plannen zijn vastgesteld, wat naar verwachting pas in 2010 zal gebeuren. Bovendien waren er nog onderhandelingen gaande over de aankoop van een deel van de benodigde gronden.

Gezien deze omstandigheden concludeerde de voorzitter dat er geen onverwijlde spoed was die een voorlopige voorziening vereiste. Daarom werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 5 maart 2009.

Uitspraak

200808686/2/R1.
Datum uitspraak: 5 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 28 oktober 2008, nr. 2008/0147124, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) het inrichtingsplan "Enschede-Noord" vastgesteld.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2008, beroep ingesteld. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 februari 2009, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. A. Vinkenborg, werkzaam bij SRK Rechtsbijstand, en het college, vertegenwoordigd door mr. J. Regterschot, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het verzoek heeft betrekking op het gedeelte van het inrichtingsplan waarbij een gebied, plaatselijk bekend als het Kristalbad, is aangewezen als retentiegebied. [verzoeker], wiens perceel grenst aan de gronden die als retentiegebied zijn aangewezen, betoogt dat het inrichtingsplan, en daarmee de inrichting van het gebied Kristalbad als retentiegebied, nog niet kan worden vastgesteld zolang de uiteindelijke detaillering van het gebied nog niet definitief is. Hij vreest dat de inwerkingtreding van het inrichtingsplan onomkeerbare gevolgen zal hebben voor zijn woon- en leefklimaat.
2.3. De voorzitter is van oordeel dat de mate van detaillering die is vereist bij de vormgeving van het gebied als retentiegebied een kwestie betreft die aan de orde komt bij de vaststelling van een bestemmingsplan dat gebruik van het gebied voor waterberging mogelijk maakt.
Ter zitting heeft het college in dit verband verklaard dat de beoogde waterbergende functie van het Kristalbad nog in een aantal bestemmingsplannen mogelijk gemaakt moet worden, en dat niet eerder zal worden aangevangen met de feitelijke realisatie van het retentiegebied dan nadat deze plannen zijn vastgesteld, hetgeen naar verwachting eerst in de loop van 2010 het geval zal zijn. Voorts zijn nog onderhandelingen gaande over de aankoop van een deel van de gronden die benodigd zijn voor het retentiegebied.
Onder deze omstandigheden bestaat naar het oordeel van de voorzitter geen onverwijlde spoed die, gelet op de betrokken belangen, vereist dat een voorlopige voorziening wordt getroffen.
2.4. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Broodman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 maart 2009
204-528.