200809213/2/R2.
Datum uitspraak: 6 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoekers], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Overijssel,
verweerder.
Bij besluit van 4 november 2008, kenmerk 2008/0160088, heeft het college van gedeputeerde staten van Overijssel (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Dalfsen (hierna: de raad) bij besluit van 21 april 2008 vastgestelde bestemmingsplan "3e partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Dalfsen ([locatie 1])".
Tegen dit besluit hebben onder meer [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 december 2008, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 februari 2009, waar [verzoekers] in de persoon van [verzoeker A], bijgestaan door J. Deunk, werkzaam bij Publiekrechtelijk Adviesbureau Deunk te Wijhe, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.H. Arkema en mr. R. Orie, ambtenaren in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door M.T. Volkers-Bredewold en B. Spies, ambtenaren in dienst van de gemeente, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door mr. C.G.J.M. Termaat, advocaat te Rosmalen, vergezeld door [gemachtigden].
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ten behoeve van het agrarisch loonbedrijf [belanghebbende] aan de [locatie 1] te [plaats] is met het plan beoogd te voorzien in de mogelijke uitbreiding van dit bedrijf met een composteerinrichting.
2.2.1. [verzoekers] wonen tegenover [belanghebbende] aan onderscheidenlijk de [locatie 2 en 3] te [plaats]. Ter onderbouwing van hun verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening voeren [verzoekers] aan dat niet kan worden volstaan met het volgen van de in het streekplan opgenomen afwijkingsprocedure ten behoeve van de realisatie van de composteerinrichting, nu niet is voldaan aan de voorwaarden waaronder afwijking van het streekplan is toegestaan.
2.2.2. Volgens het toepasselijke streekplanbeleid zal de aanvaardbaarheid van activiteiten die een plaats moeten krijgen in de groene ruimte, bij activiteiten van lokale schaal beoordeeld kunnen worden in het kader van de in het streekplan beschreven afwijkingsprocedure. Indien het activiteiten van regionale schaal betreft, kan het streekplan zo nodig partieel worden herzien.
Volgens het college is voldaan aan het vereiste dat sprake is van een activiteit van lokale schaal, omdat het bij activiteiten van regionale schaal gaat om activiteiten waarbij als enige in de branche een ruime regio wordt bediend. Nu in meerdere omliggende dorpen en steden ook composteerinrichtingen zijn gevestigd, doet deze situatie zich hier niet voor, aldus het college.
2.2.3. De enkele omstandigheid dat in de omgeving een aantal composteerinrichtingen is gevestigd, vormt naar het oordeel van de voorzitter onvoldoende motivering voor de conclusie dat de voorziene composteeractiviteiten van [belanghebbende] als activiteiten van lokale schaal moeten worden aangemerkt. Volgens een schets van het verzorgingsgebied van [belanghebbende] ten aanzien van groenrecycling blijkt dat dit gebied zich uitstrekt van Zwolle tot Hardenberg. Gelet op de omvang van dit gebied bestaat twijfel of het college voldoende draagkrachtig heeft gemotiveerd dat in dit geval sprake is van activiteiten van lokale schaal en dat daarom bij het besluit tot goedkeuring van het plan volstaan kan worden met het volgen van de in het streekplan beschreven afwijkingsprocedure.
Derhalve ziet de voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan als gevolg van de inwerkingtreding van het plan, aanleiding het bestreden besluit te schorsen.
2.3. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Overijssel van 4 november 2008, kenmerk 2008/0160088;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Overijssel tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 685,29 (zegge: zeshonderdvijfentachtig euro en negenentwintig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Overijssel aan [verzoekers] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Overijssel aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H.J.C. van Geel, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Van Geel
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 6 maart 2009