ECLI:NL:RVS:2009:BH6311

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805062/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • D.A.C. Slump
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vrijstelling bestemmingsplan voor woningbouw in Venray

In deze zaak gaat het om de weigering van het college van burgemeester en wethouders van Venray om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen voor de bouw van een woning op een perceel in Venray. Het college heeft op 26 november 2007 besloten om deze vrijstelling te weigeren, met als argument dat het behoud van waardevol groen in het geding is. De rechtbank Roermond heeft op 23 mei 2008 het beroep van de appellant ongegrond verklaard, waarna de appellant hoger beroep heeft ingesteld bij de Raad van State. De Raad van State heeft de zaak op 18 maart 2009 behandeld.

De appellant betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren om vrijstelling te verlenen. Hij stelt dat het college zijn standpunt over het waardevolle groen niet voldoende heeft onderbouwd en dat hij niet in staat is om een tegenrapport te overleggen zonder overtuigende bescheiden van het college. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er op het perceel een houtwal aanwezig is, die bestaat uit oude inlandse eiken. Het college heeft zijn standpunt over het behoud van waardevol groen gebaseerd op een onderzoek van de gemeentelijke Afdeling Groen en heeft gewezen op de status van het perceel als onderdeel van een aandachtsgebied.

De Raad van State oordeelt dat het college in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de vrijstelling te weigeren. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellant zijn stellingen niet voldoende heeft onderbouwd en dat het college de aantasting van de houtwal in zijn belangenafweging heeft mogen betrekken. Het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard en de aangevallen uitspraak is bevestigd. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200805062/1/H1.
Datum uitspraak: 18 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 23 mei 2008 in zaak
nr. 08/477 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Venray.
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venray (hierna: het college), voor zover thans van belang, geweigerd aan [appellanten] (hierna: [appellant]) vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen ten behoeve van de bouw van een woning aan [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij uitspraak van 23 mei 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 31 juli 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [belanghebbenden], allen wonende te Venray, gezamenlijk een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 februari 2009, waar [appellanten], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. M.H.J. Seelen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. In geschil is een besluit tot weigering van vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening voor de bouw van een woning op het noordelijke gedeelte van het perceel. Het college heeft geweigerd medewerking te verlenen aan de bouw van een woning op het perceel uit een oogpunt van behoud van waardevol groen. De rechtbank is van oordeel dat het college de vrijstelling in redelijkheid heeft kunnen weigeren.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college in redelijkheid niet heeft kunnen weigeren vrijstelling voor het bouwplan te verlenen. Daartoe voert hij aan dat het college zijn standpunt dat sprake is van waardevol groen en dat dit groen door de uitvoering van het bouwplan zal verdwijnen niet met overtuigende bescheiden heeft onderbouwd. Voorts voert hij aan dat de rechtbank heeft miskend dat, nu het college geen overtuigende bescheiden heeft overgelegd, van hem in redelijkheid niet gevergd kan worden een tegenrapport over te leggen.
2.2.1. Ter zitting is onder meer aan de hand van een luchtfoto vastgesteld dat op het noordelijke en noordwestelijke wat hoger gelegen gedeelte van het perceel een houtwal aanwezig is. De houtwal, zo is niet in geschil, bestaat onder meer uit oude inlandse eiken en sluit aan op een houtwal in de omgeving. Het college heeft zijn standpunt dat in dit geval sprake is van waardevol groen dat behouden moet blijven onder meer gebaseerd op een onderzoek dat ter plaatse is verricht door medewerkers van de gemeentelijke Afdeling Groen. Voorts heeft het college erop gewezen dat het perceel deel uitmaakt van een als zodanig aangewezen aandachtsgebied. Een aandachtsgebied wordt gekenmerkt door een beeldbepalend groen karakter, waarbij aan de bomen binnen een aandachtsgebied een hoge waarde wordt toegekend. De rechtbank heeft terecht en op goede gronden overwogen dat in hetgeen [appellant] heeft aangevoerd geen grond is te vinden voor het oordeel dat het college zich op een onjuist standpunt heeft gesteld. Aan de Quickscan natuurwaarden van november 2006, uitgevoerd door Staro Bos- en natuurbeheer, kan in dit verband niet de betekenis worden toegekend, die [appellant] daaraan gehecht wil zien, nu daarin uitsluitend is onderzocht of wijzigingen in het gebied mogelijk zouden leiden tot overtreding van de natuurwetgeving. Ook de ruimtelijke onderbouwing biedt geen grond voor het oordeel dat geen sprake is van een waardevolle houtwal, nu daarin, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, geen juist inzicht is gegeven in de omvang van de benodigde bomenkap en in de feitelijk op het perceel bestaande groensituatie. [appellant] heeft nagelaten zijn stelling dat geen sprake is van waardevol groen, al dan niet met een rapport van een deskundige, anderszins te onderbouwen. De enkele stelling dat op grond van de leeftijd van de bomen geen oordeel kan worden gegeven over de waarde daarvan is daartoe onvoldoende.
Nu ter zitting is gebleken dat tenminste een gedeelte van de houtwal op het perceel als gevolg van de uitvoering van het bouwplan, dat tegen de houtwal aan is gesitueerd, zal verdwijnen, valt niet in te zien dat het college de aantasting van de houtwal op het perceel niet in de belangenafweging heeft mogen betrekken. Gelet op het vorenstaande kan niet worden staande gehouden dat het college hierom niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten de gevraagde vrijstelling te weigeren.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Slump w.g. Hanrath
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2009
392.