ECLI:NL:RVS:2009:BH6314

Raad van State

Datum uitspraak
18 maart 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805364/1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afsluiting van de Greyenstraat te Venlo-Blerick voor autoverkeer

In deze zaak heeft de Raad van State op 18 maart 2009 uitspraak gedaan in het hoger beroep van het college van burgemeester en wethouders van Venlo. Het college had op 29 juni 2007 besloten om de aansluiting van de Greyenstraat op De Gruisdonk en de verbinding tussen de Greyenstraat en De Sondert te Venlo-Blerick te sluiten voor alle verkeer, met uitzondering van fietsen en bromfietsen. Dit besluit was genomen om de verkeersveiligheid in de Greyenstraat te waarborgen, aangezien deze straat voornamelijk door autoverkeer van en naar het nabijgelegen bedrijventerrein werd gebruikt, wat niet strookte met het karakter van de straat als woonstraat.

De rechtbank Roermond had eerder op 4 juni 2008 de besluiten van het college vernietigd, omdat zij vond dat de feitelijke grondslag van het besluit onvoldoende verifieerbaar was. Het college ging hiertegen in hoger beroep. De Raad van State oordeelde dat het college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toekomt en dat het college voldoende had gemotiveerd dat de afsluiting zou bijdragen aan de verkeersveiligheid. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State verklaarde het hoger beroep gegrond en vernietigde de uitspraak van de rechtbank.

De Raad van State oordeelde dat de belangen van de verkeersveiligheid zwaarder wegen dan de door de wederpartijen aangevoerde belangen. De Afdeling verklaarde de inleidende beroepen ongegrond en vernietigde de besluiten van het college van 16 december 2008, die op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht in dit geding werden betrokken. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van belangen bij verkeersbesluiten en bevestigt de ruimte die het college heeft bij het nemen van dergelijke besluiten.

Uitspraak

200805364/1.
Datum uitspraak: 18 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
het college van burgemeester en wethouders van Venlo,
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 4 juni 2008 in de zaken nrs. 08/74 en 08/75 in de gedingen tussen:
[wederpartijen], gevestigd, onderscheidenlijk wonend, te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 juni 2007 heeft appellant (hierna: het college) de aansluiting van de Greyenstraat op De Gruisdonk en de verbinding tussen de Greyenstraat en De Sondert te Venlo-Blerick in beide richtingen gesloten voor alle verkeer, uitgezonderd fietsen en bromfietsen.
Bij onderscheiden besluiten van 6 november 2007 heeft het college de onderscheiden door [wederpartijen] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 4 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) de door [wederpartijen] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, die besluiten vernietigd en bepaald dat het college opnieuw op de gemaakte bezwaren besluit met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft het college bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
[wederpartijen] hebben een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben [belanghebbende] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
Bij onderscheiden besluiten van 16 december 2008 heeft het college de door [wederpartijen] gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard.
[wederpartijen] hebben hierop beroepsgronden tegen deze besluiten aangevoerd en nog nadere stukken ingediend. Deze zijn steeds aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 februari 2009, waar het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, ambtenaar in dienst van de gemeente, [wederpartijen], vertegenwoordigd door mr. M.J.A.M. Muijres, advocaat te Venlo, en [belanghebbende], vertegenwoordigd door [gemachtigde], zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: de WVW 1994) kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot:
a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;
b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;
c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;
d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer.
Ingevolge het tweede lid kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels voorts strekken tot:
a. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade alsmede de gevolgen voor het milieu, bedoeld in de Wet milieubeheer;
b. het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte aantasting van het karakter of van de functie van objecten of gebieden.
Ingevolge artikel 15, eerste lid, geschiedt de plaatsing of verwijdering van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen verkeerstekens, en onderborden, voor zover daardoor een gebod of verbod ontstaat of wordt gewijzigd, krachtens een verkeersbesluit.
Ingevolge het tweede lid geschieden maatregelen op of aan de weg tot wijziging van de inrichting van de weg of tot het aanbrengen of verwijderen van voorzieningen ter regeling van het verkeer krachtens een verkeersbesluit, indien de maatregelen leiden tot een beperking of uitbreiding van het aantal categorieën weggebruikers dat van een weg of weggedeelte gebruik kan maken.
Ingevolge artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer vermeldt de motivering van het verkeersbesluit in ieder geval, welke doelstelling of doelstellingen ermee worden beoogd. Daarbij wordt te kennen gegeven, welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 vermelde belangen aan het verkeersbesluit ten grondslag liggen. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de WVW 1994 vermelde belangen in het geding zijn, wordt voorts te kennen gegeven, op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen.
2.2. Aan de afsluiting is ten grondslag gelegd dat de hoofdontsluiting van het nabijgelegen bedrijventerrein Ubroek, dat is ontwikkeld op basis van het bestemmingsplan "Bedrijventerrein Ubroek", conform de toelichting op dit plan vanaf de Venrayseweg zal plaatsvinden, deze ontsluiting in de vorm van een rotonde volledig is uitgevoerd en uit die toelichting ook volgt dat de bestaande verbindingen tussen de Horsterweg en het bedrijventerrein uitsluitend voor langzaam verkeer worden bestemd. Om de verkeersveiligheid in de Greyenstraat optimaal te dienen, is volgens het college noodzakelijk dat de aansluiting van deze straat op het bedrijventerrein wordt afgesloten. Die straat wordt voornamelijk gebruikt door autoverkeer van en naar het bedrijventerrein en dat strookt niet met het karakter van de straat als woonstraat, aldus het college.
2.3. Het college betoogt dat de rechtbank, door te overwegen dat de feitelijke grondslag van het bij haar bestreden besluit onvoldoende verifieerbaar is, heeft miskend dat, voorafgaand aan de primaire besluitvorming, twee medewerkers van de gemeente en de wethouder Stadbeheer en Verkeer op diverse plaatsen in de Greyenstraat hebben vastgesteld dat het overgrote deel van de voertuigbewegingen in die straat ten tijde van de observatieperiode van ongeveer dertig minuten geen verband hield met een bestemming in die straat en de naar aanleiding van de bezwaren gehouden verkeerstelling deze waarneming bevestigde. Met de overweging dat het college onvoldoende heeft onderzocht of de verkeersmaatregelen een bijdrage leveren aan het verbeteren van de veiligheid, heeft de rechtbank volgens het college voorts miskend dat reeds de enkele omstandigheid dat in de Greyenstraat aanmerkelijk minder verkeer zal plaatsvinden tot een verbetering van de verkeersveiligheid zal leiden.
2.3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 10 januari 2007 in zaak nr.
200605125/1), komt het desbetreffende college bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan hem om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen.
Het in beroep aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op grond van de waarnemingen, die zijn bevestigd door een verkeerstelling, op het standpunt heeft kunnen stellen dat de afsluiting een bijdrage zal leveren aan de bevordering van de verkeersveiligheid, als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de WVW 1994. Het heeft voldoende draagkrachtig gemotiveerd dat terugdringen van sluipverkeer naar het bedrijventerrein tot een afname van het verkeer in de woonstraat zal leiden en dit tot een veiliger situatie.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de inleidende beroepen behandelen, voor zover dat na hetgeen hiervoor is overwogen nog nodig is.
2.5. In beroep hebben [wederpartijen] betoogd dat het college de verschillende bij het verkeersbesluit betrokken belangen onvoldoende heeft afgewogen.
2.5.1. [wederpartijen] hebben in bezwaar op dat punt aangevoerd dat bouwactiviteiten onmogelijk worden en de Greyenstraat voor toeleveranciers onbereikbaar wordt door de onmogelijkheid in de straat met grote auto's te keren, dit tot onveilige situaties zal leiden en het verkeer in de Greyenstraat door de afsluiting juist zal toenemen. Het college heeft uiteengezet dat de afsluiting van de Greyenstraat eerst tot stand zal worden gebracht als de bouwactiviteiten aldaar zijn voltooid. Het heeft zich voorts in het in beroep bestreden besluit op het standpunt gesteld dat voor het keren van auto's gebruik kan worden gemaakt van de oprit van de woning die wordt bezocht en tevens van de weg, inclusief de vrije openbare parkeerplaatsen. Dat met het keren de verkeersveiligheid meer in het gedrang komt dan door het toelaten van niet-bestemmingsverkeer is volgens het college niet juist. Ten behoeve van de nooddiensten en voor de afvalverwijdering zal voorts een voorziening worden getroffen, zodat zo nodig gebruik kan worden gemaakt van de aansluiting van de Greyenstraat op De Gruisdonk, aldus het college. Het in beroep aangevoerde geeft geen grond voor het oordeel dat het college de bij het verkeersbesluit betrokken belangen niet of onvoldoende heeft afgewogen. Het heeft echter de belangen, vermeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de WVW 1994, zwaarder laten wegen dan de door [wederpartijen] gestelde belangen.
2.6. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling de inleidende beroepen alsnog ongegrond verklaren.
2.7. Bij de besluiten van 16 december 2008, genomen naar aanleiding van de uitspraak van 4 juni 2008, heeft het college de door [wederpartijen] gemaakte bezwaren opnieuw ongegrond verklaard. Aan deze besluiten, die op de voet van artikel 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht in dit geding worden betrokken, is door de vernietiging van die uitspraak de grondslag komen te ontvallen, zodat de daartegen gerichte beroepen gegrond dienen te worden verklaard en zij dienen te worden vernietigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Roermond van 4 juni 2008 in de zaken nrs. 08/74 en 08/75;
III. verklaart de bij de rechtbank in die zaken ingestelde beroepen ongegrond;
IV. verklaart de beroepen tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Venlo van 16 december 2008, beide met kenmerk COBMJ/08-30805, gegrond;
V. vernietigt deze besluiten.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. J.C.K.W. Bartel en mr. C.H.M. van Altena, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Smissen, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van der Smissen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 18 maart 2009
419.