200805695/5/R1.
Datum uitspraak: 12 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,
verweerder.
Bij besluit van 17 juni 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oegstgeest bij besluit van 30 oktober 2007 vastgestelde bestemmingsplan "Oudenhof en Clinckenburgh" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 september 2008, beroep ingesteld. [verzoeker] heeft haar beroep aangevuld bij brief van 29 september 2008. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 28 januari 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De raad heeft een nader stuk ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 27 februari 2009, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.G. Hinnen, advocaat te Noordwijk, en het college, vertegenwoordigd door ir. T. Leene, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door M.J. de Jongh, ambtenaar in dienst van de gemeente, [belanghebbende A], bijgestaan door mr. R.E Gerritsen, advocaat te Schiphol-Rijk, en [belanghebbende B].
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het plan biedt een juridisch-planologisch kader voor het noordoostelijk deel van de bebouwde kom van Oegstgeest. Het plan is voornamelijk consoliderend van aard, nieuwe grootschalige ontwikkelingen zijn niet voorzien.
2.3. [verzoeker] betoogt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan de plandelen met de bestemming "Woondoeleinden" op de percelen [locatie 1] en [locatie 2] (hierna: de percelen), omdat het plan blijkens de aanduiding op de plankaart op deze percelen de bouw van een extra woning toestaat. Het verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend teneinde een onomkeerbare situatie in verband met reeds ingediende, dan wel binnenkort te verwachten, bouwaanvragen voor een tweede woning op de percelen te voorkomen. [verzoeker] voert aan dat de toegestane bouwmogelijkheid op deze percelen in strijd is met de in de Structuurvisie Oegstgeest 2020 (hierna: de structuurvisie) opgenomen voorwaarden voor herstructurering. Zij wijst er bovendien op dat in de structuurvisie geen ontwikkeling is opgenomen voor het plangebied. Ook los van de structuurvisie stuit de mogelijkheid voor het bouwen van een tweede woning op de percelen op stedenbouwkundige bezwaren, omdat een tweede woning het bungalowachtige karakter van de wijk geweld aan doet. Voorts bestrijdt zij het standpunt van de raad dat voor de betreffende percelen sprake was van concrete plannen waarover het gemeentebestuur reeds in overleg zou zijn met de initiatiefnemers.
2.3.1. Voor de percelen is, anders dan elders in het plangebied, een bouwmogelijkheid voor een tweede woning opgenomen. Ter motivering hiervan heeft het college er onder meer op gewezen dat de raad geen overwegende stedenbouwkundige bezwaren heeft tegen een tweede woning op de percelen en dat concrete plannen aanwezig waren voor de bouw van een woning. Daarnaast stelt het college zich op het standpunt dat geen rechtstreeks bindende werking uitgaat van de structuurvisie en dat een gemotiveerde afwijking tot de mogelijkheden behoort. Blijkens het bestreden besluit heeft de raad op 30 oktober 2007 een toelichting op de structuurvisie vastgesteld om een te enge interpretatie van de structuurvisie te voorkomen. Het college heeft hiermee ingestemd.
2.3.2. In de structuurvisie staat dat dit document een kader biedt voor de toekomstige ontwikkelingen van Oegstgeest en dat de visie geen volledig uitgewerkt plan is, maar een sturingskader op hoofdlijnen vormt. Het begrip herstructureringslocaties is in de structuurvisie omschreven als plaatsen waar zich bebouwing bevindt en waar mogelijk nieuwe bebouwing wordt ontwikkeld onder voorwaarden. Verder zijn in de structuurvisie de belangrijkste ontwikkelingen per deelgebied weergegeven.
In de toelichting bij de structuurvisie staat dat herstructurering betekent: hervorming van de fysieke structuur van de locatie met zijn bestaande bebouwing. Hervorming betekent het anders inrichten, veranderen en verbeteren, wat een andere bestemming van de locatie met zich mee kan brengen. Daarnaast vermeldt de toelichting dat de opsomming van de belangrijkste ontwikkelingen per deelgebied geen limitatieve opsomming is en dat er dus meer potentiële herstructureringslocaties kunnen bestaan die ten tijde van de vaststelling van de structuurvisie niet als zodanig zijn herkend of benoemd.
2.3.3. Gelet op het niet limitatieve karakter van de in de structuurvisie genoemde ontwikkelingen, de formulering van het begrip herstructurering en de daaraan gestelde voorwaarden, zoals weergegeven in de bijbehorende toelichting, ziet de voorzitter voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat de structuurvisie aan de bouwmogelijkheid voor een tweede woning ter plaatse in de weg staat.
2.3.4. Ter zitting is namens [verzoeker] toegelicht dat het stedenbouwkundig bezwaar tegen de toegestane bebouwing met name is gelegen in een toenemende verdichting van de woonwijk. Nu blijkens het bestreden besluit de percelen geen ruimer bouwvlak kennen dan de percelen waarvoor geen bouwmogelijkheid voor een tweede woning is opgenomen en de bouw van een tweede woning daarom niet zal leiden tot een toename van de bouwmassa, kan van verdichting geen sprake zijn.
2.4. Gezien het voorgaande ziet de voorzitter reeds hierom, wat er ook zij van de betekenis die de raad heeft toegekend aan het overleg met de initiatiefnemers, in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor de verwachting dat het bestreden besluit in de bodemprocedure zal worden vernietigd. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Boermans
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 maart 2009