200900687/2/R2.
Datum uitspraak: 17 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekster], gevestigd te [plaats],
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
Bij besluit van 21 november 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Zaltbommel (hierna: de raad) bij besluit van 24 april 2008 vastgestelde bestemmingsplan "De Waluwe II, fase 2".
Tegen dit besluit heeft [verzoekster] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 januari 2009, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 23 februari 2009.
Bij eerstgenoemde brief heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 10 maart 2009, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. H.M.F.F. Verbeet en S. Smits, en het college, vertegenwoordigd door P.G.A.L. Evers, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. drs. C. ter Braak, ambtenaar in dienst van de gemeente.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het bestemmingsplan voorziet in de aanleg van een woon- en werkgebied in Zaltbommel nabij de rijksweg A2 en de provinciale weg N322 en maakt onder meer de bouw van ongeveer 550 woningen mogelijk.
2.3. [verzoekster] stelt dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Woongebied (WG)", voor zover als gevolg hiervan in de nabijheid van haar chemische productiebedrijf woningen kunnen worden gebouwd, en beoogt met haar verzoek onomkeerbare gevolgen van de inwerkingtreding hiervan te voorkomen. Daartoe voert zij onder meer aan dat dit plandeel haar bedrijfsvoering en haar uitbreidingsmogelijkheden ernstig zal belemmeren, aangezien er ten onrechte onvoldoende afstand wordt aangehouden tussen haar bedrijf en de voorziene woningen. Voorts vreest zij dat in en bij de woningen geen goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en dat de reeds bestaande verkeersproblemen op de N322 zullen verslechteren, waardoor nooddiensten haar bedrijf niet tijdig meer kunnen bereiken.
2.4. Het college stelt zich op het standpunt dat voormeld plandeel in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en dat de huidige bedrijfsvoering en de uitbreidingsmogelijkheden van [verzoekster] niet zullen worden belemmerd door de voorziene woningen, nu de bedrijfsvoering en de uitbreidingsmogelijkheden reeds worden beperkt door haar huidige milieuvergunning.
2.5. Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de voorschriften van het bestemmingsplan zijn de gronden op de plankaart aangewezen voor "Woongebied (WG)" bestemd voor wonen en de uitoefening van een aan huis verbonden beroep met maximum van 30 m².
2.6. Het bedrijf heeft in het bestemmingsplan "Van Voordenpark I&II" de bestemming "Chemische fabriek (B(Cf)" gekregen en binnen de aanduiding "kernzone" zijn bedrijfsactiviteiten binnen milieucategorie 5, zoals bedoeld in de bij dit plan behorende staat van inrichtingen, toegestaan. Dit plandeel met de aanduiding "kernzone" ligt op een afstand van ongeveer 350 tot 400 meter van de dichtstbijzijnde voorziene woningen. Binnen de kernzone beschikt het bedrijf nog over uitbreidingsmogelijkheden. De voorzitter is er niet van overtuigd dat hiermee voldoende rekening is gehouden, nu bij de totstandkoming van het aan de orde zijnde bestemmingsplan uitsluitend is uitgegaan van de thans vergunde situatie. Voorshands lijkt niet uitgesloten dat er woningen zijn voorzien op gronden met de bestemming "Woongebied (WG)" die uitbreiding van het bedrijf binnen de kernzone onmogelijk maken, aangezien deze woningen in de weg zouden kunnen staan aan een vergroting van de contour voor het plaatsgebonden risico, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Voorts is enige twijfel gerezen omtrent de vraag of nooddiensten het bedrijf bij calamiteiten tijdig kunnen bereiken indien de verkeersintensiteit op de reeds drukke N322 als gevolg van de extra verkeersbewegingen die de voorziene woningen met zich brengen, aanzienlijk gaat toenemen.
Deze procedure leent zich, anders dan de bodemprocedure, niet voor integrale behandeling van de aangevoerde complexe bezwaren en de voorzitter acht nader onderzoek aangewezen. In verband hiermee acht de voorzitter, gelet op de onomkeerbare gevolgen die kunnen ontstaan door inwerkingtreding van artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de voorschriften van het bestemmingplan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Woongebied (WG)", zoals aangeduid op de bij de uitspraak behorende kaart, termen aanwezig voor schorsing. Voor zover op dit plandeel andere voorzieningen zijn toegestaan, zoals onder meer ontsluitingswegen en geluidwerende voorzieningen, bestaat er geen aanleiding voor schorsing.
2.7. Gelet op het voorgaande dient het verzoek van [verzoekster] te worden ingewilligd.
2.8. Het college dient op na te melden wijze te worden veroordeeld in de proceskosten.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 21 november 2008, kenmerk 2008-008535, voor zover het betreft artikel 8, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de voorschriften van het bestemmingplan, voor zover het betreft het plandeel met de bestemming "Woongebied (WG)", zoals aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
II. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Gelderland aan [verzoekster] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de provincie Gelderland aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R. Kegge, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Kegge
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 maart 2009