200805201/1.
Datum uitspraak: 25 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 30 mei 2008 in zaak nr. 07/611 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Ermelo.
Bij besluit van 11 september 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Ermelo (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het veranderen van de dakconstructie van de garage op het perceel [locatie] te Ermelo (hierna: het perceel).
Bij besluit van 2 maart 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 30 mei 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 25 juli 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 maart 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. R.A. Oosterveer, advocaat te Ermelo, is verschenen. Voorts is ter zitting [vergunninghouder] als belanghebbende gehoord.
2.1. Het bouwplan betreft het plaatsen van een kap op de aan de woning gebouwde garage.
2.2. De Afdeling begrijpt het betoog van [appellant]aldus dat hij stelt dat de rechtbank het bouwplan ten onrechte niet in strijd heeft geacht met redelijke eisen van welstand. Hij voert daartoe aan dat het besluit op bezwaar van 2 maart 2007 onzorgvuldig tot stand is gekomen, omdat een aanvankelijk geplande bijeenkomst waarin een nadere toelichting zou worden gegeven op het welstandsadvies van 13 juli 2006, niet doorging. Verder acht hij het niet juist dat de leden van de bezwaarcommissie verstoken zijn gebleven van de mogelijkheid kennis te nemen van door hem tijdig ingediende bezwaren.
2.2.1. Het college heeft het besluit tot verlening van bouwvergunning gebaseerd op een positief welstandsadvies van 13 juli 2006. Naar aanleiding van het door [appellant] ingediende bezwaar is op 18 december 2006 nogmaals een positief advies uitgebracht waarbij het stempeladvies van 13 juli 2006 is aangevuld met inhoudelijke overwegingen. [appellant] heeft in beroep een tegenadvies van de welstands- en monumentencommissie "Het Oversticht" van 2 mei 2007 ingebracht en de rechtbank heeft dat tegenadvies inhoudelijk bij haar overwegingen betrokken.
De rechtbank is terecht tot de conclusie gekomen dat het tegenadvies niet kan leiden tot het oordeel dat het college zich niet op het positieve welstandsadvies heeft mogen baseren. Het Oversticht heeft het bouwplan getoetst aan criteria van de Welstandsnota Ermelo die gelden voor woonerfbebouwing en niet aan de in dit geval aan de orde zijnde criteria voor individuele woningbouw. De rechtbank is eveneens terecht tot de conclusie gekomen dat er ook overigens geen grond is voor het oordeel dat het college het welstandsadvies van 13 juli 2006 en de aanvulling daarop van 18 december 2006 niet aan zijn besluit ten grondslag had mogen leggen. De rechtbank heeft in de door [appellant]en voor het oordeel dat het besluit op bezwaar niet in stand kon blijven. Het betoog faalt.
2.3. Voorts treft het betoog van [appellant] dat er door [vergunninghouder] is gebouwd in afwijking van de verleende bouwvergunning geen doel, nu in deze procedure slechts de verleende bouwvergunning, en niet de wijze waarop het bouwwerk is opgericht, voorligt.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. van Heusden, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Van Heusden
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009