200802690/1.
Datum uitspraak: 25 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van 5 maart 2008 in zaken nrs. 08/351 en 08/352 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Laren.
Bij besluit van 21 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laren (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een lichte bouwvergunning verleend voor het bouwen van een prieel op het perceel [locatie] te Laren.
Bij besluit van 11 december 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 5 maart 2008, verzonden op 6 maart 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam (hierna: de voorzieningenrechter) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 april 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 8 mei 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2009, waar [appellant], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. F.R.M. van Lent, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Niet in geding is dat het bestemmingsplan "Zevenend 2004" de mogelijkheid biedt om het bouwplan te verwezenlijken. Voor zover [appellant] om die reden tegen het bestemmingsplan opkomt, geldt dat het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in deze procedure niet aan de orde is. Voorts bestaat evenmin grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan buiten toepassing moet worden gelaten.
2.2. [appellant] betoogt dat het advies van de Commissie welstand en monumenten van de gemeente Laren (hierna: de welstandscommissie) van 10 juli 2007 niet op juiste wijze tot stand is gekomen. Hij voert daartoe aan dat het advies is uitgebracht door één lid, hetgeen in strijd is met artikel 9.2, tweede lid, van de Bouwverordening van de gemeente Laren (hierna: de Bouwverordening) en dat bij de toetsing ten onrechte geen gebruik is gemaakt van foto's en situatietekeningen.
2.2.1. Ingevolge artikel 9.2, tweede lid, van de Bouwverordening kan de welstandscommissie slechts advies uitbrengen indien ten minste drie leden aanwezig zijn en waarvan ten minste twee leden beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand.
Ingevolge artikel 9.7, eerste lid, van de Bouwverordening kan de welstandscommissie de advisering over een aanvraag om advies mandateren aan één of meerdere daartoe aangewezen leden.
2.2.2. Uit de stukken blijkt dat het uitbrengen van advies, met toepassing van artikel 9.7, eerste lid, en in overeenstemming met hetgeen in de welstandsnota van de gemeente Laren daarover is opgenomen, is gemandateerd aan de zogeheten kleine commissie, die bestaat uit één lid. Het bouwplan is aan de hand van de bouwtekeningen getoetst aan de welstandsnota. Daarbij is in strijd gehandeld met de Bouwverordening of de welstandsnota noch met het zorgvuldigheidsbeginsel. Het betoog faalt.
2.3. Het betoog van [appellant] dat op de checklist van de gemeente Laren een vraag over "onnodig nadelige beïnvloeding bestemming Erf buurperceel" ten onrechte met 'nee' is beantwoord kan niet leiden tot het daarmee beoogde doel. Deze checklist is een intern advies dat geen deel uit maakt - ook niet als motivering - van het besluit van 21 augustus 2007 of het bij de voorzieningenrechter bestreden besluit. Het is evenmin een welstandscriterium op grond waarvan kan worden geoordeeld dat het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.
Voor zover [appellant] betoogt dat hij hinder zal ondervinden van het bouwwerk heeft de voorzieningenrechter terecht overwogen dat die omstandigheid, gelet op artikel 44 van de Woningwet, geen grond kan zijn voor weigering van de bouwvergunning.
2.4. Onder verwijzing naar artikel 8, aanhef en vijfde lid, onder c, van de Woningwet, betoogt [appellant] ten slotte tevergeefs dat geen rekening is gehouden met de plaatsing van gebouwen ten opzichte van elkaar. In dit artikellid is slechts bepaald dat de Bouwverordening voorschriften kan bevatten met betrekking tot plaatsing van de bouwwerken ten opzichte van elkaar.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009