200803693/1.
Datum uitspraak: 25 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 9 april 2008 in zaak nr. 07/1760 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Venlo.
Bij besluit van 30 oktober 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Venlo (hierna: het college) het bezwaar van [appellant] tegen het besluit van 11 mei 2006, waarbij, voor zover hier van belang, hem onder oplegging van een dwangsom is gelast om de muur loodrecht en aansluitend op de woning (hierna: de loodrechte muur) te verwijderen en de tuinmuur op het perceel [locatie] te Tegelen (hierna: het perceel) gelegen naast het achterpad (hierna: de tuinmuur) te verlagen tot een hoogte van 2 m., wederom ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 april 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 mei 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 januari 2009, waar [appellant] en het college, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Uit de uitspraak van de Afdeling van 3 oktober 2007, nr.
200609171/1, blijkt dat het college bij besluit van 11 mei 2006 terecht een last onder dwangsom heeft opgelegd ten aanzien van de in geding zijnde tuinmuur en loodrechte muur en ten onrechte een last onder dwangsom heeft opgelegd ten aanzien van een naast het trottoir gelegen tuinmuur. Naar aanleiding van de ten onrechte opgelegde last heeft de Afdeling het besluit op bezwaar van 5 september 2006 vernietigd, bij welk besluit de bezwaren tegen het besluit van 11 mei 2006 ongegrond werden verklaard. De Afdeling overwoog dat het college met inachtneming van haar hiervoor genoemde uitspraak van 3 oktober 2007 een nieuw besluit op bezwaar dient te nemen.
2.2. [appellant] heeft geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die het oordeel rechtvaardigen dat het college bij de nieuwe beslissing op bezwaar van 30 oktober 2007 niettemin, in afwijking van de uitspraak van de Afdeling, het bezwaar gegrond had moeten verklaren en van handhaving had moeten afzien.
Ten aanzien van de tuinmuur kan de voorgenomen ophoging van het achterpad niet als een zodanige omstandigheid worden aangemerkt, omdat van ophoging ten tijde van het besluit van 30 oktober 2007 nog geen sprake was.
In de omstandigheid dat [appellant], naar ter zitting is gebleken, ten aanzien van de loodrechte muur aan de last heeft voldaan, heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het besluit op bezwaar van 30 oktober 2007 onrechtmatig is. Nog daargelaten dat hij eerst na voornoemd besluit en daarmee niet tijdig aan die last heeft voldaan, staan het uitvoeren van een last en de rechtmatigheid van het besluit waarbij die last is opgelegd los van elkaar.
De rechtbank heeft terecht en op juiste gronden het beroep tegen het besluit van 30 oktober 2007, voor zover dat betrekking heeft op de tuinmuur en de loodrechte muur, ongegrond verklaard.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009