200805497/1.
Datum uitspraak: 25 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Haarlem,
tegen de uitspraak van de rechtbank Haarlem van 19 juni 2008 in zaak nr. 07 - 7215 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Haarlem.
Bij besluit van 10 maart 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Haarlem (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het veranderen van de voorpui en de poortdeur op het perceel [locatie] te Haarlem (hierna: het perceel).
Bij besluit van 11 september 2007 heeft het college naar aanleiding van het door appellant daartegen gemaakte bezwaar onder het voorschrift dat eventuele geluidsoverlast en trillingen door het gebruik hiervan zoveel mogelijk worden voorkomen vrijstelling van het ter plaatse geldende stadsvernieuwingsplan "Frans Halsbuurt" (hierna: het stadsvernieuwingsplan) verleend voor het veranderen van de poortdeur en dat bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juni 2008, verzonden op 20 juni 2008, heeft de rechtbank Haarlem (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juli 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting op 6 maart 2009 aan de orde gesteld.
2.1. Het bouwplan voorziet, voor zover thans van belang, in het oprichten van een poortdeur van 2,33 meter hoog.
2.2. Ingevolge het stadsvernieuwingsplan rust op het perceel, voor zover thans van belang, de bestemming "Tuin".
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de planvoorschriften zijn de als zodanig bestemde gronden bestemd voor tuin, zij- en achterpaden.
Ingevolge het derde lid mag een erfafscheiding niet hoger zijn dan 1 meter.
2.3. Niet in geschil is dat het bouwplan, voor zover het de hoogte van de poortdeur betreft, in strijd is met laatst vermelde bepaling.
2.4. [appellant] betoogt dat de rechtbank, door hem niet te volgen, waar hij heeft aangevoerd dat het college in redelijkheid geen vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen verlenen, heeft miskend dat gebruik van de poortdeur, die grenst aan het pand waarin zijn bovenwoning is gelegen, tot geluidoverlast voor hem leidt.
2.4.1. Aan de vrijstelling ligt ten grondslag dat het gebruik van de poortdeur slechts tot een beperkte toename van geluid zal leiden, nu [appellant] op de eerste verdieping woont en de poortdeur zich op de begane grond bevindt. Voorts heeft het college aan de vrijstelling het voorschrift verbonden dat eventuele geluidsoverlast en trillingen door het gebruik van de poortdeur door het nemen van passende maatregelen zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Gelet op deze motivering en in aanmerking genomen dat ingevolge het stadsvernieuwingsplan het aanbrengen van een poortdeur is toegestaan, de vrijstelling slechts op de hoogte ervan betrekking heeft en deze hoogte niet bepalend is voor de omvang van de gestelde overlast, heeft de rechtbank in het in beroep aangevoerde terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college in redelijkheid geen vrijstelling voor het bouwplan heeft kunnen verlenen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009