ECLI:NL:RVS:2009:BH7682
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.H. van Kreveld
- G.K. Klap
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake intrekking milieuvergunning voor bunkerstation in Zutphen
Op 20 maart 2009 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Zutphen had op 19 december 2008 de milieuvergunning voor een bunkerstation, verleend op 26 februari 2004, ingetrokken. Dit besluit was gebaseerd op artikel 8.25, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet milieubeheer, omdat het college stelde dat er gedurende drie jaar geen handelingen met de vergunning waren verricht. De vergunning was ter inzage gelegd op 11 december 2007.
De verzoekster, waarvan de vennoten [vennoot A] en [vennoot B] zijn, betwistte de intrekking van de vergunning. Zij voerde aan dat het besluit onvoldoende onderbouwd was en dat er in de zomermaanden van 2005 tot 2008 wel degelijk activiteiten hadden plaatsgevonden. De voorzitter van de Raad van State heeft het verzoek om voorlopige voorziening behandeld op 12 maart 2009, waarbij de verzoekster werd vertegenwoordigd door ing. N. Smit, ing. M.W.M. Bongers en [vennoot A]. Het college werd vertegenwoordigd door mr. N.C. van Buitenen en ing. H. Jansen.
De voorzitter oordeelde dat het college niet voldoende bewijs had geleverd dat er gedurende de drie jaar geen activiteiten hadden plaatsgevonden. De niet gedocumenteerde verklaringen van het college waren onvoldoende om de intrekking van de vergunning te rechtvaardigen. Daarom werd besloten om de intrekking van de vergunning te schorsen en het college te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan de verzoekster. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 20 maart 2009.