200901380/2/H1.
Datum uitspraak: 25 maart 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 16 januari 2009 in zaak nr. 07/5695 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Vlist.
Bij besluit van 22 december 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders Vlist (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Allure Bouw B.V. (hierna: Allure Bouw) onder vrijstelling van het bestemmingsplan bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van twee geschakelde woningen en zes appartementen met bijbehorende bergingen op het perceel Bovenkerkseweg 62 te Stolwijk.
Bij besluit van 20 juni 2007 heeft het college de door [verzoekers] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 16 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het [verzoekers] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 24 februari 2009, hoger beroep ingesteld. Voorts hebben zij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 12 maart 2009, waar [verzoekers] in persoon, bijgestaan door ir. H.J. Neeft, en het college, vertegenwoordigd door mr. B. Zevenhuizen, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar Allure Bouw, vertegenwoordigd door mr. C.J.R. Binsbergen, advocaat te Alphen aan den Rijn, en J. en G. Nieuwenhuis, gehoord.
2.1. Besluiten zijn in het algemeen uitvoerbaar, ook als daartegen een rechtsmiddel is aangewend. Dit uitgangspunt geldt in dit geval temeer, nu de rechter in eerste aanleg het desbetreffende besluit in stand heeft gelaten. Daarbij geldt dat de houder op eigen risico van een verleende bouwvergunning gebruik maakt, zolang deze niet in rechte onaantastbaar is, ook als een verzoek, als thans aan de orde, wordt afgewezen.
2.2. [verzoekers] verzoeken om schorsing van de besluiten van 22 december 2006 en 20 juni 2007. Zij betogen dat de rechtbank heeft miskend dat geen vrijstelling van het bestemmingsplan mocht worden verleend, omdat het bouwplan een grote inbreuk vormt op het bestaande planologische regime en de ruimtelijke onderbouwing van de verleende vrijstelling niet aan de eisen die daaraan onder die omstandigheden gesteld moeten worden voldoet. Voorts heeft de rechtbank volgens hen miskend dat onvoldoende rekening is gehouden met hun privacy en het welstandsadvies ondeugdelijk is.
2.3. In hetgeen zij naar voren hebben gebracht, is geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat de uitspraak van 16 januari 2009 in de bodemprocedure niet in stand zal blijven, althans uiteindelijk zal blijken dat geen vrijstelling en bouwvergunning voor het bouwplan mochten worden verleend. Daartoe wordt als volgt overwogen.
2.4. Op de gronden waarop het bouwplan is voorzien rusten ingevolge het bestemmingsplan "Bovenkerk" (hierna: het bestemmingsplan) de bestemmingen "Woondoeleinden (W4,5(t))" en "Tuinen (T)". Het bouwplan is daarmee in strijd. Het college heeft om realisering ervan toch mogelijk te maken krachtens artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling daarvan verleend.
2.5. Ingevolge artikel 10, beschrijving in hoofdlijnen, eerste lid, aanhef en onder c, van de planvoorschriften is de ruimtelijke hoofdstructuur gebaseerd op het behouden van het huidige karakter van de lintbebouwing langs de Bovenkerkseweg.
Ingevolge het derde lid dienen in het plangebied gebieden met een eigen identiteit en verscheidenheid in ruimtelijke opbouw gerealiseerd te worden - stedenbouwkundige eenheden - waarbinnen stedenbouwkundige accenten mogen worden aangebracht in de vorm van differentiatie in bouwvorm, bouwmassa en bouwhoogte. Met name op hoeken is stapeling van woningen tot maximaal drie bouwlagen mogelijk.
Ingevolge artikel 11, derde lid, aanhef en onder a, mogen op de gronden op de kaart aangewezen voor "Woondoeleinden (W)" op de gronden met de nadere aanwijzing (t), met inachtneming van de beschrijving in hoofdlijnen, de woningen uitsluitend vrijstaand of twee-aaneen worden gebouwd.
Ingevolge het vierde lid, voor zover thans van belang, kan het college, met inachtneming van de beschrijving in hoofdlijnen, vrijstelling verlenen van laatst vermelde bepaling teneinde stapeling van woningen tot maximaal drie bouwlagen mogelijk te maken.
2.6. Het college heeft aan het besluit van 22 december 2006 ten grondslag gelegd dat het bouwplan in voorzien op het overgangsgebied van het lint en de dorpskern, de geschakelde woningen binnen de lintbebouwing passen en de appartementen naar achteren zijn gelegen en georiënteerd op het Kerspelpad en die daardoor het karakter van de lintbebouwing niet aantasten. Voorts heeft het college zich op het standpunt gesteld dat het bestemmingsplan voorziet in een vrijstellingsmogelijkheid voor de stapeling van woningen tot maximaal drie bouwlagen en derhalve de appartementen, bestaande uit twee bouwlagen met kap, geen grote afwijking vormen van de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt.
2.6.1. In het door [verzoekers] aangevoerde is naar voorlopig oordeel geen grond te vinden voor de conclusie dat de rechtbank de inbreuk van het bouwplan op het bestaande planologische regime ten onrechte gering heeft geacht en daardoor heeft miskend dat het bouwplan niet van een toereikende ruimtelijke onderbouwing is voorzien.
2.7. Voorts is op 22 augustus 2008 een welstandsadvies voor het bouwplan afgegeven. Dat daarin is vermeld "node akkoord", doet er niet aan af dat het advies positief is. Naar voorlopig oordeel heeft de rechtbank dan ook terecht, nu [verzoekers] geen deskundigenbericht hebben overgelegd dat het bouwplan niet aan redelijke eisen van welstand voldoet, in het in beroep aangevoerde geen grond gevonden voor het oordeel dat het bouwplan niet aan zodanige eisen voldoet.
2.8. Dat, naar [verzoekers] stellen, vanuit vier van de zes voorziene appartementen zicht op hun tuinen bestaat, leidt naar voorlopig oordeel evenmin tot het door hen daarmee beoogde doel. De rechtbank heeft, nu de bestaande planologische mogelijkheden reeds tot aantasting van de privacy van [verzoekers] kunnen leiden, in het in beroep aangevoerde terecht geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat het college bij afweging van de betrokken belangen niet in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van de bevoegdheid om vrijstelling van het bestemmingsplan te verlenen.
2.9. Gelet op het vorenstaande, bestaat aanleiding om het verzoek af te wijzen.
2.10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 25 maart 2009