200804694/1.
Datum uitspraak: 1 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de vereniging 'Vereniging Van Reizigers' en de vereniging 'Vereniging Surinaamse Nederlanders', beide gevestigd te Nijmegen,
appellanten,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 april 2008 in zaak nr. 07/1102 in het geding tussen:
de vereniging 'Vereniging van Reizigers'
de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage.
Bij besluit van 14 september 2006 heeft de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage (hierna: Raad voor Rechtsbijstand) een aanvraag van de vereniging 'Vereniging Van Reizigers' (hierna: de VVR) om gesubsidieerde rechtsbijstand buiten behandeling gelaten.
Bij besluit van 22 december 2006 heeft de Raad voor Rechtsbijstand het daartegen door de VVR gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 april 2008, verzonden op 7 mei 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door de VVR ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben de VVR en de vereniging 'Vereniging Surinaamse Nederlanders' (hierna: VSN) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 16 juni 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 15 september 2008.
De Raad voor Rechtsbijstand heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak aan de orde gesteld ter zitting op 4 februari 2009. De VVR en de VSN zijn niet ter zitting verschenen. De Raad voor Rechtsbijstand is met bericht niet ter zitting verschenen.
2.1. Ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, voor zover hier van belang, kan een belanghebbende bij de Afdeling hoger beroep instellen tegen een uitspraak van de rechtbank.
De VVR heeft bij aanvraagformulier van 17 april 2006 bij de Raad voor Rechtsbijstand een Toevoeging Civiel aangevraagd. Het besluit van 14 september 2006 op de aanvraag is alleen aan de VVR gericht. Gesteld noch gebleken is dat een belang van de VSN rechtstreeks bij dit besluit is betrokken.
De conclusie is dat de VSN geen belanghebbende is als bedoeld in artikel 37, eerste lid, van de Wet op de Raad van State, gelezen in samenhang met artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). De VSN komt in deze zaak mitsdien niet het recht toe hoger beroep in te stellen. De Afdeling zal het hoger beroep van de VSN niet-ontvankelijk verklaren.
2.2. Ingevolge artikel 4:5, eerste lid, aanhef en onder c, van de Awb kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad de aanvraag binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn aan te vullen.
2.3. De VVR betoogt in essentie dat de rechtbank heeft miskend dat de Raad voor Rechtsbijstand de aanvraag ten onrechte buiten behandeling heeft gelaten, omdat hij de VVR niet in de gelegenheid heeft gesteld de aanvraag aan te vullen. Daartoe voert de VVR aan nimmer een verzoek van de Raad voor Rechtsbijstand te hebben ontvangen om haar aanvraag aan te vullen.
2.4. De rechtbank heeft overwogen, samengevat weergegeven, dat de Raad voor Rechtsbijstand bij brieven van 6 juni 2006 en 16 augustus 2006 mr. A. Jankie, de advocaat van de VVR, heeft verzocht om nadere gegevens betreffende het ledenbestand van de VVR, dat die brieven geadresseerd zijn aan het correcte postadres van mr. A. Jankie en dat de Raad de gevraagde gegevens binnen de in de tweede brief gestelde termijn niet heeft ontvangen. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het geautomatiseerde brievensysteem van de Raad voor Rechtsbijstand zodanig bedrijfszeker is dat hij de verzending van voormelde brieven daarmee voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De rechtbank heeft voorts geoordeeld, samengevat weergegeven, dat het betoog van mr. A. Jankie in eerste aanleg dat regelmatig aan haar gerichte poststukken verkeerd worden bezorgd of in het ongerede geraken, niet kan worden beschouwd als een afdoende ontkenning van ontvangst van voormelde brieven.
Nu de VVR in hoger beroep slechts heeft verwezen naar hetgeen zij in eerdere instanties op dit punt heeft aangevoerd en geen redenen heeft aangevoerd waarom dit oordeel van de rechtbank onjuist is, ziet de Afdeling geen aanleiding dit oordeel van de rechtbank onjuist te achten.
2.5. Het hoger beroep van VVR is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep van de vereniging 'Vereniging Surinaamse Nederlanders' niet-ontvankelijk;
II. bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. C.J. Borman, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Groenendijk, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Groenendijk
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 1 april 2009