ECLI:NL:RVS:2009:BI0394

Raad van State

Datum uitspraak
8 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200803662/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen besluit college van gedeputeerde staten van Groningen inzake sanering gasfabriekterrein Oude Pekela

Op 8 april 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Groningen vastgesteld dat het voormalige gasfabriekterrein van Oude Pekela en omringende percelen ernstig verontreinigd zijn, wat spoedige sanering noodzakelijk maakt. Het college heeft tevens ingestemd met het ingediende saneringsplan. Tegen dit besluit hebben appellanten, bestaande uit [appellante] en haar maten [maat A] en [maat B], op 21 mei 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State. Het college heeft een verweerschrift ingediend en de zaak is op 16 maart 2009 ter zitting behandeld.

Het college stelt dat het beroep van appellanten niet-ontvankelijk is, omdat zij niet binnen de termijn zienswijzen over het ontwerp van het besluit hebben ingediend. Appellanten beweren echter dat zij op 26 maart 2008 een e-mail naar het college hebben gestuurd, en dit e-mailbericht op verzoek van het college op 2 april en 10 april 2008 opnieuw hebben verzonden. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft overwogen dat het college niet kenbaar heeft gemaakt dat zienswijzen elektronisch konden worden ingediend. Hierdoor konden appellanten hun zienswijzen niet per e-mail indienen en hebben zij deze ook niet tijdig schriftelijk of mondeling naar voren gebracht.

De termijn voor het indienen van zienswijzen liep van 15 februari 2008 tot en met 27 maart 2008. Aangezien appellanten niet tijdig zienswijzen hebben ingediend en het college niet heeft aangegeven dat dit elektronisch kon, is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 8 april 2009.

Uitspraak

200803662/1/M2.
Datum uitspraak: 8 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats], en haar maten [maat A] en [maat B], beiden wonende te [woonplaats],
appellanten,
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 april 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Groningen (hierna: het college) vastgesteld dat het voormalige gasfabriekterrein van Oude Pekela en omringende percelen een geval van ernstige verontreiniging betreffen, waarvan spoedige sanering noodzakelijk is. Verder heeft het college ingestemd met het voor dit geval van ernstige verontreiniging ingediende saneringsplan.
Tegen dit besluit hebben [appellante] en haar maten [maat A] en [maat B] (hierna: [appellanten]) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 21 mei 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 maart 2009, waar [appellanten], vertegenwoordigd door mr. drs. R. Lagerweij, en het college, vertegenwoordigd door mr. H. Dreise en ing. A. Bekkering, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het college stelt dat het beroep van [appellanten] niet-ontvankelijk is, aangezien zij niet binnen de termijn als bedoeld in artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zienswijzen over het ontwerp van het besluit naar voren hebben gebracht. Het e-mailbericht dat [appellanten] op 10 april 2008 aan het college hebben verzonden, is volgens het college na afloop van de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen ingediend. Bovendien bestaat er volgens het college, onder verwijzing naar artikel 2:15, eerste lid, van de Awb, geen mogelijkheid tot het naar voren brengen van zienswijzen via een e-mailbericht.
2.2. [appellanten] voeren aan dat zij binnen de daarvoor geldende termijn zienswijzen over het ontwerp van het besluit naar voren hebben gebracht. Zij stellen dat zij op 26 maart 2008 een e-mailbericht gestuurd hebben naar de contactpersoon van het college, R. Zevenberg. Op verzoek van het college hebben [appellanten] dit e-mailbericht op 2 april 2008 en op 10 april 2008 nogmaals aan het college verzonden.
2.3. Ingevolge artikel 87, eerste lid, van de Wet bodembescherming, in samenhang met artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer, voor zover hier van belang, kan tegen een besluit op grond van eerstgenoemde wet beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 2:15, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, kan een bericht elektronisch naar een bestuursorgaan worden verzonden voor zover het bestuursorgaan kenbaar heeft gemaakt dat deze weg is geopend.
Ingevolge artikel 3:16, eerste lid, van de Awb, voor zover hier van belang, bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken.
Ingevolge artikel 6:13 van de Awb, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten geen zienswijzen naar voren te hebben gebracht.
2.4. De termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen over het ontwerp van het besluit liep van 15 februari 2008 tot en met 27 maart 2008. Op 26 maart 2008 hebben [appellanten] naar eigen zeggen via een e-mailbericht zienswijzen naar voren gebracht. Ter zitting is gebleken dat het college niet kenbaar heeft gemaakt dat de mogelijkheid bestaat om via elektronische weg zienswijzen naar voren te brengen. [appellanten] konden hun zienswijzen derhalve niet per e-mail naar voren brengen. Evenmin hebben zij hun zienswijzen vóór het einde van de termijn schriftelijk of mondeling naar voren gebracht.
2.5. Nu niet gebleken is dat [appellanten] redelijkerwijs niet kan worden verweten dat zij niet tijdig zienswijzen naar voren hebben gebracht, is het beroep, gelet op artikel 6:13 van de Awb, niet-ontvankelijk.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en mr. C.W. Mouton en mr. W.D.M. van Diepenbeek, leden, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 april 2009
373-492.