ECLI:NL:RVS:2009:BI0404
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- J.H. van Kreveld
- C. Taal
- Rechtspraak.nl
Bodemverontreiniging en voorlopige voorziening in Urk
In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 2 april 2009 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door een verzoeker die woonachtig is in Urk, tegen het college van gedeputeerde staten van Flevoland. Het college had op 20 juli 2004 vastgesteld dat er sprake was van een ernstig en urgent geval van bodemverontreiniging op de locatie Wijk 8-12 en omgeving te Urk, op basis van artikel 29, eerste lid van de Wet bodembescherming.
De verzoeker had op 24 juni 2008 een verzoek ingediend om het besluit van 20 juli 2004 te herroepen. Aangezien er geen tijdig besluit was genomen op dit verzoek, heeft de verzoeker op 12 maart 2009 beroep ingesteld. Dit beroepschrift werd door de Raad van State als bezwaarschrift behandeld. Tevens heeft de verzoeker op dezelfde datum een verzoek ingediend om een voorlopige voorziening te treffen.
Tijdens de zitting op 31 maart 2009 zijn de verzoeker, bijgestaan door ing. A.M.L. van Rooij, en het college, vertegenwoordigd door C.A.I. Eringfeld, verschenen. Het college betoogde dat het al op 3 juli 2008 een besluit had genomen op het verzoek van de verzoeker, maar de verzoeker stelde dat dit geen besluit was in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De voorzitter concludeerde dat de brief van 3 juli 2008 wel degelijk als een besluit kan worden aangemerkt en dat er geen aanleiding was voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzitter wees het verzoek af en verklaarde dat er geen proceskostenveroordeling zou plaatsvinden.