ECLI:NL:RVS:2009:BI0413

Raad van State

Datum uitspraak
3 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901535/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.M. Boll
  • A. Bijleveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake weigering milieuvergunning door college van burgemeester en wethouders van Almelo

Op 3 april 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak tussen [verzoeker] en het college van burgemeester en wethouders van Almelo. Het college had op 18 februari 2009 een verklaring geweigerd die betrekking had op een verandering van een shovelbedrijf, zand- en grindhandel en container-verhuurbedrijf. [Verzoeker] maakte bezwaar tegen dit besluit en verzocht de voorzitter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 24 maart 2009 werd het verzoek behandeld, waarbij [verzoeker] werd vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp en het college door B. Tapper en P. Klooster.

[Verzoeker] voerde aan dat de gestelde overtredingen waren opgeheven en dat de veranderingen die hij wilde doorvoeren geen grotere nadelige gevolgen voor het milieu zouden hebben. Het college daarentegen stelde dat de voorgestelde veranderingen wel degelijk zouden leiden tot andere en grotere nadelige gevolgen voor het milieu en dat de inrichting zou veranderen ten opzichte van de verleende vergunning.

De voorzitter oordeelde dat het college in zijn besluit onvoldoende had gemotiveerd waarom de veranderingen niet zouden leiden tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu. Daarom werd besloten om het besluit van het college te schorsen bij wijze van voorlopige voorziening. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan [verzoeker] en het griffierecht. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 3 april 2009.

Uitspraak

200901535/1/M1.
Datum uitspraak: 3 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Almelo,
verweerder.
1. Procesverloop.
Bij besluit van 18 februari 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Almelo (hierna: het college) een verklaring als bedoeld in artikel 8.19, tweede lid, onder c, van de Wet milieubeheer met betrekking tot een verandering van een shovelbedrijf, zand- en grindhandel en container-verhuurbedrijf aan de [locatie] te [plaats] geweigerd.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 maart 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 maart 2009, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, en het college, vertegenwoordigd door B. Tapper en P. Klooster, beiden werkzaam bij de gemeente Almelo, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker] voert aan dat de gestelde overtredingen als bedoeld in de last onder dwangsom van 13 maart 2008 zijn opgeheven, zoals blijkt uit de brief van 27 februari 2009, die is verstuurd naar aanleiding van een controlebezoek. [verzoeker] wil door de melding als bedoeld in artikel 8.19 van de Wet milieubeheer voorkomen dat hij dwangsommen verbeurt en hij wil daarmee bewerkstelligen dat hij zijn gebruikelijke activiteiten kan uitvoeren. Volgens [verzoeker] gaat het om geringe wijzigingen die niet tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu leiden en die de aard van de inrichting niet veranderen. [verzoeker] is bezig een aanvraag voor een milieuvergunning op te stellen. Hij stelt dat zijn bedrijf door de last onder dwangsom niet meer winstgevend is.
2.2. Het college heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de veranderingen niet alleen leiden tot andere en grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen mag veroorzaken, maar bovendien leiden tot een andere inrichting dan waarvoor de vergunning is verleend.
2.3. Uit de bij de melding verstrekte gegevens en het betoog van [verzoeker] volgt niet zonder meer dat de veranderingen niet leiden tot grotere of andere nadelige gevolgen voor het milieu dan de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen mag veroorzaken. Dit neemt niet weg dat het college in zijn besluit van 18 februari 2009 in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht onvoldoende heeft gemotiveerd, waarom de veranderingen niet leiden tot grotere en andere nadelige gevolgen voor het milieu dan de inrichting ingevolge de vergunning en de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen mag veroorzaken en waarom deze veranderingen leiden tot een andere inrichting dan waarvoor de vergunning is verleend.
2.4. Gelet op het vorenstaande ziet de voorzitter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Almelo van 18 februari 2009, kenmerk 2009/4666, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Almelo tot vergoeding van bij [verzoeker] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Almelo aan [verzoeker] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de gemeente Almelo aan [verzoeker] het door hem voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 150,00 (zegge: honderdvijftig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Bijleveld
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 april 2009
433.