200805432/1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 3 juni 2008 in zaak nr. 07/2125 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd.
Bij besluit van 18 januari 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijefurd (hierna: het college) aan de stichting Corporatieholding Friesland, rechtsvoorgangster van de stichting WoonFriesland (hierna: vergunninghoudster), vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het oprichten van zes woningen op het perceel plaatselijk bekend Hoofdstraat en Smidsweg te Koudum (hierna: het perceel).
Bij besluit van 20 juli 2007 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar gedeeltelijk niet-ontvankelijk en voor het overige ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juni 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 juli 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 11 augustus 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 maart 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door B.C. Star, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het college heeft voor het project vrijstelling verleend met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Voor de ruimtelijke onderbouwing van dat besluit heeft het college gebruik gemaakt van het ontwerp van het bestemmingsplan "Koudum" (hierna: het bestemmingsplan).
2.1.1. Bij besluit van 10 juli 2007 heeft de raad van de gemeente Nijefurd het bestemmingsplan vastgesteld. Gedeputeerde staten van Fryslân hebben bij besluit van 18 december 2007 besloten over de goedkeuring van dat plan. Bij uitspraak van 18 februari 2009, in zaak nr.
200801256/1, heeft de Afdeling beslist op de daartegen ingestelde beroepen en, voor zover thans van belang, dat besluit voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de in het bestemmingsplan aan het perceel toegekende bestemming "Woongebouw", in stand gelaten. Nu bestemmingsplan in zoverre in rechte onaantastbaar is geworden, bestaat in beginsel geen belang meer bij een beoordeling van de rechtmatigheid van de voor het project verleende vrijstelling. Thans kan de in geding zijnde bouw immers zonder vrijstelling worden gerealiseerd, indien deze niet in strijd is met het bestemmingsplan. [appellant] heeft niet betwist dat van zodanige strijd geen sprake is. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan niettegenstaande het voorgaande belang bij een beoordeling van het besluit tot vrijstelling kan worden aangenomen, is niet gebleken.
2.2. De rechtbank heeft overwogen dat [appellant] niet heeft aangevoerd dat één van de in artikel 44 van de Woningwet weigeringsgronden in de weg staat aan het verlenen van bouwvergunning voor het project. [appellant] betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat hij heeft aangevoerd dat het bouwplan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Hij verwijst daartoe naar passages in door hem geproduceerde stukken.
Het betoog faalt. Ingevolge artikel 44, eerste lid, onder d, van de Woningwet, zoals dat luidde ten tijde van belang, moet een reguliere bouwvergunning worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria van de welstandsnota. De rechtbank heeft met juistheid overwogen dat [appellant] ter zake daarvan geen gronden heeft aangevoerd. Zijn stelling dat de omvang van het project tot gevolg heeft dat het zicht op de kerk in het dorpscentrum wordt belemmerd, ziet niet op welstandsaspecten van het bouwplan maar op stedenbouwkundige aspecten, die thans geheel worden beheerst door het bestemmingsplan. Dat volgens [appellant] ten gevolge van het project bomen moeten wijken heeft evenmin betrekking op welstandsaspecten. De eventuele kap van bomen in verband met de realisering van het project valt buiten de reikwijdte van de verleende bouwvergunning.
2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak, voor zover aangevallen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, voorzitter, en mr. W. Konijnenbelt en mr. R. van der Spoel, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009