ECLI:NL:RVS:2009:BI1106

Raad van State

Datum uitspraak
15 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900389/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • C. Taal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handhaving van last onder dwangsom wegens overtreding van de Wet milieubeheer door varkenshouderij

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 22 juli 2008 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellant] wegens het houden van meer varkens dan toegestaan op basis van de verleende vergunning. De last onder dwangsom was ingesteld omdat [appellant] meer dan 5.040 vleesvarkens hield, terwijl de vergunning slechts voor dat aantal was verleend. Het college heeft de dwangsom vastgesteld op € 5,00 per week per varken dat boven het vergunde aantal werd gehouden, met een maximum van € 50.000,00.

[Appellant] heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college heeft dit bezwaar op 16 december 2008 ongegrond verklaard. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij hij stelde dat hij wel degelijk over een vergunning beschikte voor het houden van 6.048 vleesvarkens, gebaseerd op eerdere vergunningen. De Raad van State heeft de zaak behandeld op 3 april 2009, waarbij [appellant] werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. J. van Groningen.

De Raad van State heeft overwogen dat het college terecht heeft gesteld dat de veranderingsvergunning van 1 juli 1997 was vervallen en dat de geldende revisievergunning van 30 maart 1999 leidde tot het recht om 5.040 vleesvarkens te houden. De Raad heeft geoordeeld dat het college bevoegd was om handhavend op te treden, gezien het feit dat [appellant] meer varkens hield dan toegestaan. De Raad heeft ook overwogen dat er geen bijzondere omstandigheden waren die het college zouden verplichten om van handhavend optreden af te zien, ondanks de financiële gevolgen voor [appellant].

Uiteindelijk heeft de Raad van State het beroep van [appellant] ongegrond verklaard, en de last onder dwangsom van het college bevestigd. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 15 april 2009.

Uitspraak

200900389/1/M2.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats], [gemeente],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) aan [appellant] een last onder dwangsom opgelegd wegens het in strijd met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer houden van meer varkens dan waarvoor vergunning is verleend.
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2009, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en het college, vertegenwoordigd door M.N.J. van der Stappen en H. Buining, beiden werkzaam bij de provincie, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college [appellant] gelast om binnen 3 maanden na verzending van dat besluit het aantal in de inrichting gehouden varkens terug te brengen tot 5.040, zoals vergund bij de op 30 maart 1999 voor de inrichting verleende revisievergunning. De dwangsom bedraagt € 5,00 per week, per varken dat wordt gehouden boven het aantal van 5.040, met een maximum van € 50.000,00.
2.2. [appellant] voert aan dat hij niet in strijd handelt met de vergunning, omdat hij op grond van een op 1 juli 1997 aan hem verleende veranderingsvergunning en een op 30 maart 1999 verleende revisievergunning beschikt over een vergunning voor het houden van 6.048 vleesvarkens. De veranderingsvergunning is volgens hem niet komen te vervallen, omdat de revisievergunning van 30 maart 1999 als een reparatiebesluit dient te worden aangemerkt van de vernietigde revisievergunning van 26 januari 1995, nu beide vergunningen op dezelfde aanvraag zijn gebaseerd. Hij stelt dat het ontbreken van een aan de veranderingsvergunning ten grondslag liggende revisievergunning slechts een tijdelijke leemte was die door het reparatiebesluit is hersteld.
2.2.1. Bij besluit van 26 januari 1995 is aan [appellant] voor de door hem gedreven varkenshouderij een revisievergunning verleend voor het houden van 5.040 vleesvarkens. Bij besluit van 1 juli 1997 is een op deze revisievergunning gebaseerde veranderingsvergunning verleend voor onder meer een uitbreiding van het aantal vleesvarkens van 5.040 naar 6.048. De Afdeling heeft bij uitspraak van 30 oktober 1998, nr. E03.95.0503 het besluit van 26 januari 1995 vernietigd. Bij besluit van 30 maart 1999 is opnieuw een revisievergunning verleend voor het houden van 5.040 varkens.
2.2.2. Bij uitspraak van heden in zaak nr.
200806320/1heeft de Afdeling geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de veranderingsvergunning van 1 juli 1997 is vervallen en aan de voor de inrichting geldende revisievergunning van 30 maart 1999 rechten kunnen worden ontleend voor het houden van 5.040 vleesvarkens. Niet in geschil is dat ten tijde van het nemen van het primaire besluit van 22 juli 2008 binnen de inrichting meer dan 5.040 vleesvarkens werden gehouden. Het college was daarom bevoegd handhavend op te treden.
2.3. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd, dit niet te doen. Dit kan zich voordoen indien concreet uitzicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.4. [appellant] voert aan dat handhavend optreden onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen, omdat binnen de inrichting reeds sinds 1997 6.048 vleesvarkens worden gehouden en het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen een gestart handhavingstraject gestaakt heeft. Bovendien heeft het college aanvankelijk geweigerd handhavend op te treden en heeft het naar aanleiding van de aanvraag om een revisievergunning van 23 november 2006 in eerste instantie een ontwerp-besluit strekkende tot vergunningverlening opgesteld, aldus [appellant]. Het college heeft volgens [appellant] verder onvoldoende rekening gehouden met de financiële gevolgen die de opgelegde last onder dwangsom voor hem heeft.
2.5. Dat het college van burgemeester en wethouders van Steenbergen een eerder ingezet handhavingstraject heeft gestaakt en dat het college een ontwerp-besluit heeft opgesteld strekkende tot verlening van de op 23 november 2006 gevraagde vergunning alvorens over te gaan tot het opleggen van een last onder dwangsom, zijn geen bijzondere omstandigheden die ertoe leiden dat van handhavend optreden moet worden afgezien. Eventuele financiële nadelige gevolgen voor [appellant] als gevolg van het opleggen van een last onder dwangsom leiden evenmin tot de conclusie dat handhavend optreden zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van handhavend optreden in deze concrete situatie behoort te worden afgezien.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009
325-492.