200805972/1.
Datum uitspraak: 15 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te Zevenhuizen,
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 23 juni 2008 in zaak nr. 07/3276 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle.
Bij besluit van 28 november 2006 heeft het college van burgemeester en wethouders van Zevenhuizen-Moerkapelle (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een woning op het perceel [locatie a] te Zevenhuizen.
Bij ongedateerd besluit, verzonden op 17 april 2007, heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 23 juni 2008, verzonden op 24 juni 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 augustus 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 maart 2009, waar [appellant] in persoon, en het college, vertegenwoordigd door A. de Vries, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. [appellant] exploiteert een veeteeltbedrijf op het perceel [locatie b] te Zevenhuizen. Sinds 23 juli 1991 beschikt [appellant] ten behoeve van zijn veeteeltbedrijf over een onherroepelijke milieuvergunning voor de exploitatie van een veeteeltbedrijf. Het bouwplan voorziet in de herbouw van een bestaande woning op het naastgelegen perceel [locatie a] te Zevenhuizen en is gelegen binnen de stankcirkel op een afstand van ongeveer 25 m van het bedrijf van [appellant]. Binnen de stankcirkel staan nog twee andere niet-agrarische woningen.
2.2. Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Oud Verlaat" heeft het perceel waarop de bouwaanvraag betrekking heeft de bestemming "Woondoeleinden".
Ingevolge artikel 4, tweede lid, aanhef en onder d, van de planvoorschriften dient de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de perceelgrenzen tenminste 3 m te bedragen.
2.3. De afstand van de te bouwen woning tot de grens met het perceel [locatie c] bedraagt 1,20 m en tot de grens met het perceel [locatie b] bedraagt de afstand 2,55 m.
2.4. Vast staat daarmee dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan wegens de afstand van de woning tot de perceelgrenzen. In verband met deze strijdigheid heeft het college vrijstelling als bedoeld in artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening verleend.
2.5. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat het college na afweging van alle betrokken belangen niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten om vrijstelling te verlenen omdat de bouw van de woning binnen de stankcirkel van zijn agrarisch bedrijf nadelige gevolgen zal hebben voor de bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden hiervan.
2.6. Dit betoog faalt. Het bestemmingsplan staat op het perceel een woning, gelegen binnen de stankcirkel van het veeteeltbedrijf van [appellant], toe. De verleende vrijstelling, die verleend is voor de overschrijding van de in acht te nemen afstanden tot de perceelgrenzen, strekt ertoe dat de woning 45 cm dichter bij het veeteeltbedrijf van [appellant] komt te liggen, dan volgens het bestemmingsplan mogelijk is. Nu het bouwplan de herbouw van een reeds bestaande woning op nagenoeg dezelfde locatie betreft en bovendien twee andere niet-agrarische woningen binnen de stankcirkel staan, brengt de voorziene woning geen wijziging in de reeds bestaande situatie en de bestaande rechten van de inrichting op grond van de aan [appellant] verleende milieuvergunning.
2.7. Anders dan [appellant] heeft aangevoerd is van concrete uitbreidingsplannen voor zijn bedrijf niet gebleken. Met het door [appellant] bij het college op 3 mei 2007 ingediende principeverzoek voor het bouwen van een paardenstal op het perceel [locatie b] heeft de rechtbank terecht geen rekening gehouden, reeds omdat het principeverzoek pas na het besluit op bezwaar bij het college is ingediend.
2.8. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat het college zich, evenals in het geval dat heeft geleid tot de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2006 in zaaknr.
200509410/1op het standpunt mocht stellen dat de voorziene woning geen verdergaande feitelijke beperkingen voor de bedrijfsvoering en uitbreidingsmogelijkheden van [appellants] bedrijf tot gevolg heeft dan de bestaande beperkingen die de thans aanwezige woningen al met zich brengen.
2.9. [appellant] betoogt voorts tevergeefs dat het bouwplan voor meer overlast zal zorgen omdat vergunninghouder zal gaan klagen over zijn bedrijf. [appellant] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de geringe verschuiving ten opzichte van de reeds binnen de stankcirkel gelegen bestaande woning op dit punt betekenis toekomt.
2.10. Het betoog dat de suggestie om de voordeur van de voorziene woning aan de andere kant van de woning te situeren ten onrechte niet is meegenomen in de besluitvorming, slaagt niet. Het college heeft te beslissen omtrent het bouwplan zoals dat is ingediend. Indien dit bouwplan op zichzelf aanvaardbaar is, kan het bestaan van alternatieven slechts dan tot het onthouden van medewerking nopen, indien op voorhand duidelijk is dat door verwezenlijking van de alternatieven een gelijkwaardig resultaat kan worden bereikt met aanmerkelijk minder bezwaren. Daarvan is niet gebleken.
2.11. Aan het betoog van [appellant] dat de bestaande woning op het perceel [locatie a] inmiddels is gesloopt zonder dat hiervoor een sloopvergunning is verleend wordt voorbij gegaan. De sloop van de bestaande woning is in deze procedure niet aan de orde.
2.12. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Lodder, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Lodder
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 15 april 2009