ECLI:NL:RVS:2009:BI1838

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806256/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • M.W.J. Sloots
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bouwvergunning voor brug in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 juli 2008, waarin de rechtbank de bezwaren van [appellant A] en [appellant B] tegen de bouwvergunning voor een brug op het perceel van [vergunninghouder] ongegrond verklaarde. Het college van burgemeester en wethouders van Alkemade, thans Kaag en Braassem, had op 2 april 2007 een bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een brug. De appellanten stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan "Roelofsarendsveen-Zuid", omdat de brug niet zou worden gebruikt voor agrarische doeleinden, wat in strijd is met de bestemming van het perceel.

De Raad van State oordeelde dat het college de bouwvergunning ten onrechte had verleend, aangezien het gebruik van de brug niet in overeenstemming was met de bestemming "Agrarische doeleinden (A)". De Raad vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het beroep tegen het besluit van 7 augustus 2007 van het college alsnog gegrond. Tevens werd het college veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van de appellanten, die in totaal € 975,39 bedroegen, en het griffierecht van € 502,00. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van bestemmingsplannen en de voorwaarden waaronder bouwvergunningen worden verleend.

De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 22 april 2009. De Raad van State heeft hiermee een duidelijke lijn uitgezet over de toepassing van de Woningwet en de bescherming van bestemmingsplannen.

Uitspraak

200806256/1/H1.
Datum uitspraak: 22 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant A], [appellant B] en [appellante C], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 juli 2008 in zaken nrs. 07/7005 en 07/7065 in het geding tussen:
[appellant A], [appellant B] en [appellante C]
en
het college van burgemeester en wethouders van Alkemade, thans het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 april 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Alkemade, thans het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem (hierna: het college) aan [vergunninghouder] bouwvergunning verleend voor het plaatsen van een brug op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 7 augustus 2007, verzonden op 10 augustus 2007, heeft het college de door [appellant B] en [appellante C] (hierna: [appellant B]) en [appellant A] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 1 juli 2008, verzonden op 3 juli 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) de door [appellant B] en [appellant A] daartegen ingestelde beroepen ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant A] en [appellant B] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 13 augustus 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2009, waar [appellant A] en [appellant B], vertegenwoordigd door mr. L.M.A. Schrieder, en het college, vertegenwoordigd door R.H. van der Ploeg en M. Bosman, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is [vergunninghouder], in persoon, daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan voorziet in het oprichten van een brug die delen van het perceel van [vergunninghouder] verbindt.
2.2. [appellant A] en [appellant B] betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college de bouwvergunning op goede gronden heeft verleend. Daartoe voeren zij aan dat het bouwplan in strijd is met het het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Roelofsarendsveen-Zuid" (hierna: bestemmingsplan), omdat de brug blijkens de aanvraag om bouwvergunning van 22 februari 2007 niet zal worden gebruikt voor de bedrijfsvoering van een agrarisch bedrijf.
2.2.1. Ingevolge het bestemmingsplan rust op het perceel de bestemming "Agrarische doeleinden (A)" met de nadere aanduiding (k6).
Ingevolge artikel 19, eerste lid, aanhef en onder b, van de voorschriften van het bestemmingsplan (hierna: de planvoorschriften) zijn de op de kaart voor "Agrarische doeleinden (A)" aangewezen gronden bestemd voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1, dertiende lid, met dien verstande dat ter plaatse van de gronden met subbestemming Ak uitsluitend tuinbouwbedrijven als bedoeld in artikel 1, dertiende lid, onder b, zijn toegestaan.
Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder c, mogen op deze gronden bouwwerken, geen gebouwen zijnde met uitzondering van mestsilo's, worden gebouwd; een en ander met dien verstande dat:
1. (…);
2. een en ander slechts is toegestaan indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering gelet op de aard, inrichting, omvang en continuïteit van het bedrijf, nodig is:
3. (…).
2.2.2. Het betoog slaagt. In de aanvraag om bouwvergunning van 22 februari 2007 is vermeld dat het gebruik van de brug en de bijbehorende terreinen na verwezenlijking van het bouwplan "tuin/erf" zal zijn. Aangezien het perceel is bestemd voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven als bedoeld in artikel 1, dertiende lid, van de planvoorschriften, is het in de aanvraag om bouwvergunning opgegeven beoogd gebruik in strijd is met het bestemmingsplan. Het college heeft de gevraagde bouwvergunning derhalve in strijd met artikel 44, eerste lid, aanhef en onder c, van de Woningwet verleend. Het stond het college niet vrij de aanvraag om bouwvergunning te beschouwen als een aanvraag om bouwvergunning voor een brug ten behoeve van een agrarisch bedrijf, daargelaten of het bedrijf op het perceel als zodanig is aan te merken. De rechtbank heeft dit niet onderkend.
2.3. Aan hetgeen [appellant A] en [appellant B] voor het overige aanvoeren, wordt, gelet op het vorenstaande, niet toegekomen.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 7 augustus 2007 van het college alsnog gegrond verklaren. Dat besluit komt eveneens voor vernietiging in aanmerking.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 1 juli 2008 in zaken nrs. 07/7005 en 07/7065;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Alkemade, thans gemeente Kaag en Braassem, van 7 augustus 2007;
V. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem tot vergoeding van bij [appellant A], [appellant B] en [appellante C] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 975,39 (zegge: negenhonderdvijfenzeventig euro en negenendertig cent), waarvan € 966,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Kaag en Braassem aan [appellant A], [appellant B] en [appellante C] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem tot vergoeding van bij [appellant B] en [appellante C] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 331,18 (zegge: driehonderdeenendertig euro en achttien cent), waarvan € 322,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Kaag en Braassem aan [appellant B] en [appellante C] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VII. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Kaag en Braassem tot vergoeding van bij [appellant A] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 9,18 (zegge: negen euro en achttien cent); het dient door de gemeente Kaag en Braassem aan [appellant A] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VIII. gelast dat de gemeente Kaag en Braassem aan [appellant A], [appellant B] en [appellante C] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 502,00 (zegge: vijfhonderdtwee euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Sloots
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009
499.