ECLI:NL:RVS:2009:BI1877

Raad van State

Datum uitspraak
22 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806577/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. van den Brink
  • R.F.J. Bindels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding door de Belastingdienst/Toeslagen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2008, waarin het beroep van [appellant] tegen de afwijzing van zijn verzoek om vergoeding van proceskosten door de Belastingdienst/Toeslagen ongegrond werd verklaard. Het verzoek om proceskostenvergoeding was gedaan naar aanleiding van een eerdere procedure die was afgesloten met een besluit van de Belastingdienst op 31 juli 2006, waarin een voorschot huurtoeslag was toegekend. De Belastingdienst had op 26 april 2007 het verzoek van [appellant] om vergoeding van proceskosten afgewezen, wat leidde tot de rechtszaak.

De Raad van State heeft de zaak op 1 april 2009 behandeld, waarbij [appellant] werd vertegenwoordigd door mr. B.J.G.L. Jaeger, en de Belastingdienst door mr. A.D. Schreutelkamp. De Raad oordeelde dat de rechtbank Amsterdam had miskend dat het besluit van 26 april 2007 een primair besluit was waartegen bezwaar kon worden gemaakt. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft het hoger beroep gegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank vernietigd. Tevens werd het beroep bij de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard, en werd bepaald dat het griffierecht van € 216,00 aan [appellant] moest worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van de juiste procedurele behandeling van verzoeken om proceskostenvergoeding en bevestigt dat de Belastingdienst gehouden is om op dergelijke verzoeken adequaat te reageren. De beslissing van de Raad van State is een belangrijke uitspraak in het bestuursrecht, met implicaties voor de manier waarop de Belastingdienst omgaat met verzoeken om proceskostenvergoeding.

Uitspraak

200806577/1/H2.
Datum uitspraak: 22 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2008 in zaak
nr. 07/2160 in het geding tussen:
[appellant]
en
de voorzitter van het managementteam van de Belastingdienst/Toeslagen (lees: de Belastingdienst/Toeslagen).
1. Procesverloop
Bij besluit van 26 april 2007 heeft de Belastingdienst/Toeslagen (hierna: de Belastingdienst) het verzoek van [appellant] om, voor zover thans van belang, vergoeding van proceskosten afgewezen.
Bij uitspraak van 8 juli 2008, verzonden op 14 juli 2008, heeft de rechtbank Amsterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 augustus 2008, hoger beroep ingesteld.
De Belastingdienst heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. B.J.G.L. Jaeger (hierna: mr. Jaeger), advocaat te Amsterdam, en de Belastingdienst, vertegenwoordigd door mr. A.D. Schreutelkamp, ambtenaar in dienst van de Belastingdienst, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Bij besluit van 31 maart 2006 heeft de Belastingdienst het voorschot huurtoeslag van [appellant] voor 2006 op nihil vastgesteld.
Op het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar is bij besluit van 31 juli 2006 door de Belastingdienst beslist. Bij dit besluit is het voorschot huurtoeslag gewijzigd en is een voorschot toegekend van € 1.427,00. Tegen dit besluit is geen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Bij brief van 3 januari 2007 is namens [appellant] door mr. Jaeger als diens nieuwe gemachtigde aangedrongen op feitelijke tenuitvoerlegging van de in het besluit van 31 juli 2006 vervatte toekenningsbeslissing en voorts verzocht om vergoeding van proceskosten ter zake van de door een eerdere gemachtigde gevoerde procedure welke met het besluit van 31 juli 2006 was afgerond. Bij besluit van 26 april 2007 heeft de Belastingdienst afwijzend beslist op het verzoek om vergoeding van de proceskosten. Zoals ook ter zitting door de Belastingdienst is erkend, is dit een primair besluit waartegen bezwaar kan worden gemaakt. De rechtbank heeft dit miskend. Met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht zal de Afdeling het beroepschrift aan de Belastingdienst doorzenden om dit als bezwaarschrift in behandeling te nemen.
2.2. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep alsnog niet-ontvankelijk verklaren.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.4. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan [appellant] wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2008 in zaak nr. 07/2160;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep niet-ontvankelijk;
IV. gelast dat de Secretaris van de Raad van State aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdenzestien euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W. van den Brink, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Van den Brink w.g. Bindels
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 april 2009
85-609.