ECLI:NL:RVS:2009:BI2625

Raad van State

Datum uitspraak
21 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901482/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • Th.G. Drupsteen
  • M. de Hek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake lozing koelwater op De Nieuwe Meer door Nuon Warmte

Op 21 april 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het betreft een besluit van het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland, dat op 22 juli 2008 maatwerkvoorschriften heeft vastgesteld voor de lozing van koelwater op het meer 'De Nieuwe Meer' door de naamloze vennootschap n.v. Nuon Warmte. De verzoeker heeft tegen dit besluit beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 april 2009, waar de verzoeker en vertegenwoordigers van het college en Nuon aanwezig waren.

De voorzitter oordeelde dat de verzoeker niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van 22 juli 2008. Volgens de Wet milieubeheer kan alleen een belanghebbende beroep instellen tegen een besluit. De voorzitter concludeerde dat de verzoeker, die gebruik maakt van De Nieuwe Meer voor recreatieve doeleinden, niet voldoende onderscheidend is van andere recreanten op het meer. Bovendien woont hij op een afstand van ongeveer 1 kilometer van het meer, wat zijn belang niet versterkt. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.

De beslissing van de voorzitter is voorlopig en niet bindend voor de bodemprocedure. Er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 21 april 2009.

Uitspraak

200901482/1/M1.
Datum uitspraak: 21 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 juli 2008 heeft het college van dijkgraaf en hoogheemraden van het hoogheemraadschap van Rijnland (hierna: het college) besloten om met toepassing van artikel 3.6, vierde lid, van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer maatwerkvoorschriften te stellen met betrekking tot de lozing van koelwater op het meer "De Nieuwe Meer" (hierna: De Nieuwe Meer) door de naamloze vennootschap n.v. Nuon Warmte (hierna: Nuon).
Bij besluit van 29 januari 2009 heeft het college het door [verzoeker] hiertegen gemaakte bezwaar niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen dit besluit heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 februari 2009, beroep ingesteld.
Bij deze brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 april 2009, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. drs. A.R. van Kampen, werkzaam bij het hoogheemraadschap, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Nuon, vertegenwoordigd door mr. W.G.B. van de Ven, advocaat te 's-Hertogenbosch, als belanghebbende gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Het college stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] niet-ontvankelijk is in zijn bezwaar omdat hij niet kan worden aangemerkt als belanghebbende bij het besluit van 22 juli 2008.
2.2.1. Ingevolge artikel 20.1, eerste en derde lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Awb wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.2.2. Niet gebleken is dat [verzoeker] een bijzonder individueel belang heeft bij het besluit van 22 juli 2008. De omstandigheid dat hij gebruik maakt van De Nieuwe Meer voor recreatieve doeleinden, is onvoldoende voor het oordeel dat hij zich in voldoende mate onderscheidt van anderen die tevens recreëren op dit meer. Dat hij bewoner is van de wijk Nieuw Sloten, die is gelegen op een afstand van circa 1 kilometer ten noorden van De Nieuwe Meer, maakt dit niet anders. Gelet hierop kan [verzoeker] niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb.
2.3. Gezien het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. de Hek, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. De Hek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 april 2009
542.