ECLI:NL:RVS:2009:BI2639

Raad van State

Datum uitspraak
29 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806265/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • P.A. Offers
  • M.W.J. Sloots
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning en vrijstelling voor woning en garage in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch, die op 3 juli 2008 het beroep van de appellanten ongegrond verklaarde. De appellanten, wonend te [woonplaats], hadden bezwaar gemaakt tegen de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek, die op 6 augustus 2007 vrijstelling en een bouwvergunning eerste fase verleende voor het oprichten van een woning en garage op een perceel aan de Bakelseweg. De appellanten stelden dat het college onterecht gebruik had gemaakt van een verklaring van geen bezwaar van de gedeputeerde staten van Noord-Brabant, omdat het perceel niet in een bebouwingscluster ligt, wat een voorwaarde is voor de ruimte-voor-ruimte-regeling. De Raad van State oordeelt dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat de verklaring van geen bezwaar niet deugdelijke motivering bevatte. De Afdeling bestuursrechtspraak vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter en verklaart het beroep van de appellanten gegrond. De besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek en van de gedeputeerde staten worden vernietigd, en het college wordt veroordeeld tot vergoeding van proceskosten aan de appellanten.

Uitspraak

200806265/1/H1.
Datum uitspraak: 29 april 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juli 2008 in zaak nrs. 08/1885 en 08/823 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek.
1. Procesverloop
Bij afzonderlijke besluiten van 6 augustus 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek (hierna: het college) aan [vergunninghouders] vrijstelling en bouwvergunning eerste fase verleend voor het oprichten van een woning en garage op het perceel, plaatselijk bekend [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 22 januari 2008 heeft het college het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 juli 2008, verzonden op 8 juli 2008, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de voorzieningenrechter) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 3 september 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[appellanten] en het college hebben nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 3 april 2009, waar [appellant], in persoon en bijgestaan door mr. G.W.A. Bernards, advocaat te Veldhoven, en ing. A.J. de Jager, en het college, vertegenwoordigd door M.L.M. van Heijnsbergen en M.A.G. Rovers, ambtenaren in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouders], bijgestaan door mr. L.M.A. Schrieder en ir. J.A.G. van Kempen, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan betreft het oprichten van een woning en een garage in het kader van de ruimte-voor-ruimte-regeling, zoals opgenomen in het streekplan van de provincie Noord-Brabant. Het bouwplan, dat is voorzien aan de noordzijde van de Bakelseweg, is in strijd met het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Buitengebied". Het college heeft daarvan vrijstelling verleend krachtens artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening.
2.2. [appellanten] betogen dat de voorzieningenrechter heeft miskend dat het college geen gebruik had mogen maken van de bij besluit van 11 juli 2007 door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: gedeputeerde staten) verleende verklaring van geen bezwaar voor het bouwplan. Daartoe voeren zij aan dat het perceel niet in een bebouwingscluster is gelegen, zodat niet wordt voldaan aan één van de voorwaarden van de ruimte-voor-ruimte-regeling.
2.2.1. Volgens paragraaf 3.4.13 van het streekplan Noord-Brabant 2002 "Brabant in Balans" (hierna: het streekplan) wil de provincie het wonen zoveel mogelijk concentreren in kernen. Spreiding van de woonbebouwing willen we tegengaan om verdere verstening van het buitengebied te voorkomen. (…)
Toevoeging van burgerwoningen in het buitengebied door nieuwbouw is niet toegestaan.
(…)
Volgens paragraaf 3.6.2 van het streekplan zijn in paragraaf 3.4.12, 3.4.13 en 3.4.14 de gebruiksmogelijkheden van voormalige agrarische bedrijfslocaties aangegeven. Vastgelegd is dat er geen burgerwoningen en niet aan het buitengebied gebonden bedrijven mogen worden toegevoegd aan het buitengebied. Om de ruimtelijke kwaliteit te bevorderen, kan het nodig zijn om af te wijken van de programmering of van een of meer van de bedoelde beleidsregels.
De regeling "ruimte-voor-ruimte" luidt, voor zover thans van belang, als volgt.
De bouw van de woning mag uitsluitend binnen de bebouwde kom plaatsvinden dan wel binnen een kernrandzone of een bebouwingscluster en dient bovendien zoveel mogelijk aan te sluiten op de bestaande bebouwing.
Volgens het streekplan wordt onder bebouwingscluster verstaan: een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.
2.2.2. Bij besluit van 7 november 2006 hebben gedeputeerde staten geweigerd een verklaring van geen bezwaar voor het bouwplan te verlenen, omdat het perceel geen deel uitmaakt van een bebouwingscluster. Voorts hebben gedeputeerde staten in dat besluit vermeld dat de karakteristieke doorkijken en het agrarisch open landschap de bouw op de voorgestane locatie niet rechtvaardigen.
Bij besluit van 11 juli 2007, dat is genomen op het bezwaar van het college en [vergunninghouders] tegen het besluit van 7 november 2006, hebben gedeputeerde staten vervolgens alsnog een verklaring van geen bezwaar verleend. In dit besluit hebben zij echter onvoldoende gemotiveerd waarom thans wel sprake is van een bebouwingscluster. Uit dit besluit blijkt niet dat gedeputeerde staten van mening zijn dat het feit dat gedeputeerde staten eerder aan de zuidzijde van de Bakelseweg zo'n cluster aanwezig hebben geacht meebrengt dat dat ook voor de noordzijde geldt. In het besluit is vermeld dat aan de noordzijde van de Bakelseweg beduidend minder en veel verder verspreide bebouwing aanwezig is dan aan de zuidzijde. Voorts is vermeld dat de aanvaardbaarheid van dit project niet betekent dat het altijd en overal ruimtelijk aanvaardbaar is om ook aan de noordzijde van de Bakelseweg een of meer woningen op te richten. Het besluit van 11 juli 2007 berust hierdoor niet op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het college heeft derhalve van die verklaring ten onrechte gebruik gemaakt. Het op die verklaring gebaseerde besluit van 22 januari 2008 is genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De voorzieningenrechter heeft dat niet onderkend.
2.3. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep tegen het besluit van 22 januari 2008 van het college alsnog gegrond verklaren. Dit besluit zal worden vernietigd. Ook de het besluit van gedeputeerde staten van 11 juli 2007 zal worden vernietigd.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 juli 2008 in zaak nrs. 08/1885 en 08/823;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek van 22 januari 2008;
V. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant van 11 juli 2007, kenmerk 1246172/1313860;
VI. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Laarbeek tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1778,37 (zegge: zeventienhonderdachtenzeventig euro en zevenendertig cent), waarvan € 1.288,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Laarbeek aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VII. gelast dat de gemeente Laarbeek aan [appellanten] het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van € 361,00 (zegge: driehonderdeenenzestig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.A. Offers, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J. Sloots, ambtenaar van Staat.
w.g. Offers w.g. Sloots
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 april 2009
499.