ECLI:NL:RVS:2009:BI3663

Raad van State

Datum uitspraak
13 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806492/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.W. Mouton
  • R.G.P. Oudenaller
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen bouwvergunning voor steiger op perceel in Maarssen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarin het beroep van de appellant tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Maarssen werd gegrond verklaard. Het college had op 31 mei 2007 een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een steiger op een perceel in Maarssen. De rechtbank oordeelde dat het besluit op bezwaar van het college, dat het bezwaar van de appellant ongegrond verklaarde, vernietigd moest worden, maar dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand moesten blijven. De appellant, die zich benadeeld voelde door de vergunningverlening, ging in hoger beroep bij de Raad van State.

Tijdens de zitting op 15 april 2009 werd de zaak behandeld. De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar in stand had gelaten, omdat er volgens hem wel sprake was van een privaatrechtelijke belemmering. Hij stelde dat de rechtbank haar oordeel niet had gebaseerd op de juiste kadastrale gegevens. De Raad van State oordeelde echter dat een privaatrechtelijke belemmering alleen aan de verlening van vrijstelling in de weg staat als deze evident is. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er geen sprake was van een evidente belemmering, aangezien het bouwwerk meer dan 2 meter van de perceelsgrens was gesitueerd.

De Raad van State bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, omdat daarvoor geen aanleiding bestond. De uitspraak werd openbaar gedaan op 13 mei 2009.

Uitspraak

200806492/1/H1.
Datum uitspraak: 13 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 9 juli 2008 in zaak nr. 07/3425 in het geding tussen:
[appellant]
en
het college van burgemeester en wethouders van Maarssen.
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 mei 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Maarssen (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het bouwen van een steiger op het perceel [locatie] te [plaats] (hierna: het perceel).
Bij besluit van 16 oktober 2007 heeft het college het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 9 juli 2008, verzonden op 11 juli 2008, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit op bezwaar vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit op bezwaar in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. D Goris, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het bouwplan betreft de legalisering van een boven de aan het perceel grenzende slootkant hangende steiger, die is verbonden met de woning [locatie] en een deel van het terras van die woning. De steiger is gebouwd om vanaf daar onderhoud van de woning mogelijk te maken.
2.2. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte de rechtsgevolgen van het besluit op bezwaar in stand heeft gelaten. Volgens [appellant] heeft de rechtbank haar oordeel dat geen sprake is van een privaatrechtelijke belemmering ten onrechte niet gebaseerd op een onder het Kadaster berustende kaart met daarop de meetgegevens, maar op een uittreksel van de originele kadastrale kaart.
2.3. Het betoog faalt. Een privaatrechtelijke belemmering staat eerst aan verlening van vrijstelling in de weg indien deze belemmering een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is de eerst aangewezene om de vraag te beantwoorden of een zodanige belemmering bestaat. Op grond van de door het college in beroep overgelegde kadastrale kaart heeft de rechtbank terecht geoordeeld dat van een evidente privaatrechtelijke belemmering geen sprake is, nu het bouwwerk volgens die kaart op meer dan 2 m van de perceelsgrens is gesitueerd. Er zijn geen aanwijzingen dat de kaart die door het college is overgelegd afwijkt van de onder het Kadaster berustende kaart.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.W. Mouton, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.G.P. Oudenaller, ambtenaar van Staat.
w.g. Mouton w.g. Oudenaller
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 13 mei 2009
17.