ECLI:NL:RVS:2009:BI6054

Raad van State

Datum uitspraak
27 mei 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200902838/2/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • K. Brink
  • D. van Leeuwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake revisievergunning veehouderij Woudenberg

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 27 mei 2009 uitspraak gedaan over een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek was ingediend door [verzoekers] tegen het college van burgemeester en wethouders van Woudenberg. Het college had op 27 november 2008 besloten om de aanvraag van [verzoekers] voor een revisievergunning voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats] buiten behandeling te laten. Dit besluit werd door het college op 1 april 2009 bevestigd, waarbij het bezwaar van [verzoekers] ongegrond werd verklaard.

[Verzoekers] hebben vervolgens beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De behandeling van dit verzoek vond plaats op 14 mei 2009, waarbij [verzoekers] werden bijgestaan door hun advocaat en een deskundige. De voorzitter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat het oordeel over het verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig karakter heeft en niet bindend is voor de bodemprocedure.

De voorzitter heeft in zijn uitspraak van 29 januari 2009 in een eerdere zaak al geoordeeld dat het college de aanvraag om revisievergunning terecht buiten behandeling heeft gelaten. Gezien de omstandigheden en de argumenten die [verzoekers] in deze fase aanvoeren, zag de voorzitter geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen. Daarom werd het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens werd er geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200902838/2/M2.
Datum uitspraak: 27 mei 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], beiden wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Woudenberg,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 november 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Woudenberg (hierna: het college) besloten de door [verzoekers] ingediende aanvraag om revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer voor een veehouderij aan de [locatie] te [plaats] buiten behandeling te laten.
Bij besluit van 1 april 2009 heeft het college het door [verzoekers] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit hebben [verzoekers] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2009, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 20 april 2009, hebben [verzoekers] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 14 mei 2009, waar [verzoekers], in persoon en bijgestaan door mr. M.B. Koetser, advocaat te Amstelveen, en drs. ing. B.A.S. Domhof, en het college, vertegenwoordigd door mr. M. Bekooy, advocaat te Arnhem, I.K. Kuperus, werkzaam bij de gemeente, en H. Meister, werkzaam bij het Gewest Eemland, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoekers] hebben de voorzitter ook in de bezwaarfase verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzitter heeft dit verzoek in zijn uitspraak van 29 januari 2009 in zaak nr.
200809030/2afgewezen, omdat naar het oordeel van de voorzitter het college de aanvraag om revisievergunning terecht buiten behandeling heeft gelaten. In hetgeen [verzoekers] in dit stadium van de procedure aanvoeren ziet de voorzitter geen aanleiding om thans tot een ander oordeel te komen dan in voornoemde uitspraak.
2.3. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Van Leeuwen
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 mei 2009
373-570.