ECLI:NL:RVS:2009:BI6069

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200805426/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • H. Borstlap
  • W. Sorgdrager
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verlening revisievergunning voor varkens- en rundveehouderij in Nederweert

In deze zaak gaat het om een beroep tegen de verlening van een revisievergunning door het college van burgemeester en wethouders van Nederweert voor een varkens- en rundveehouderij. De vergunning werd op 13 mei 2008 verleend en op 6 juni 2008 ter inzage gelegd. Tegen deze beslissing hebben [appellant] en anderen op 15 juli 2008 beroep ingesteld, waarbij de gronden van het beroep op 11 augustus 2008 zijn aangevuld. Tijdens de zitting op 27 april 2009 zijn zowel de appellanten als de vertegenwoordigers van het college en de vergunninghouder verschenen.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het college en de vergunninghouder aanvoeren dat het beroep niet-ontvankelijk is voor een aantal appellanten, omdat zij geen zienswijzen over het ontwerp van het besluit hebben ingediend. De Afdeling oordeelt dat deze appellanten inderdaad niet-ontvankelijk zijn, omdat zij niet tijdig zienswijzen hebben ingediend, zoals vereist volgens de Algemene wet bestuursrecht.

Daarnaast heeft [appellant] betoogd dat het college ten onrechte de aanvraag om een revisievergunning in behandeling heeft genomen, omdat niet gelijktijdig een aanvraag om een vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is ingediend. De Afdeling oordeelt dat het college in strijd heeft gehandeld met de Wet milieubeheer door de aanvraag niet buiten behandeling te laten, aangezien de benodigde vergunning niet binnen de gestelde termijn was aangevraagd. Het beroep is voor het overige gegrond verklaard, en het bestreden besluit is vernietigd. Het college is veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht aan [appellant].

Uitspraak

200805426/1/M2.
Datum uitspraak: 3 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Nederweert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 mei 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nederweert (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een varkens- en rundveehouderij aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit is op 6 juni 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 15 juli 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 11 augustus 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 april 2009, waar [appellant] in persoon en bijgestaan door mr. V. Wösten, en het college, vertegenwoordigd door W. Foppen, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr. R.A.M. Verkoijen, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college en vergunninghouder stellen dat het beroep niet-ontvankelijk is, voor zover het is ingesteld door [4 appellanten], omdat zij geen zienswijzen over het ontwerp van het besluit naar voren hebben gebracht.
2.1.1. Ingevolge artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, kan geen beroep worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijzen als bedoeld in artikel 3:15 naar voren heeft gebracht.
2.1.2. [4 appellanten], die met [appellant] beroep hebben ingesteld, hebben geen zienswijzen naar voren gebracht. Niet is gebleken van omstandigheden op grond waarvan dit redelijkerwijs niet kan worden verweten. Gelet hierop is het beroep in zoverre niet-ontvankelijk.
2.2. [appellant] stelt dat het college ten onrechte de aanvraag om een revisievergunning krachtens de Wet milieubeheer in behandeling heeft genomen, omdat ten onrechte niet gelijktijdig met deze aanvraag de benodigde aanvraag om een vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is ingediend.
2.2.1. Ingevolge artikel 8.30, tweede lid, in samenhang met artikel 8.28 van de Wet milieubeheer wordt, in gevallen waarin de aanvraag betrekking heeft op een inrichting van waaruit stoffen als bedoeld in artikel 1 van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren in het oppervlaktewater worden gebracht, de aanvraag om verlening van een vergunning krachtens de Wet milieubeheer buiten behandeling gelaten, indien de aanvraag om verlening of wijziging van de vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren niet is ingediend binnen zes weken na het tijdstip waarop de aanvraag om een vergunning of wijziging van de vergunning krachtens de Wet milieubeheer is ingediend.
Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is het verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren.
2.2.2. Ter zitting is vast komen te staan dat voor de activiteiten in de inrichting tevens een krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren verleende vergunning is vereist. Aangezien niet binnen zes weken na het indienen van de aanvraag om een vergunning krachtens de Wet milieubeheer een aanvraag om een vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren is ingediend, heeft het college, door de aanvraag om vergunningverlening krachtens de Wet milieubeheer niet buiten behandeling te laten, gehandeld in strijd met artikel 8.30, tweede lid, in samenhang met artikel 8.28 van de Wet milieubeheer. De beroepsgrond slaagt.
2.3. Het beroep is, voor zover ontvankelijk, gegrond. Het bestreden besluit dient in zijn geheel te worden vernietigd. Gelet daarop behoeven de overige door [appellant] naar voren gebrachte gronden geen bespreking.
2.4. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep niet-ontvankelijk voor zover het beroep is ingesteld door [4 appellanten];
II. verklaart het beroep voor het overige gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Nederweert van 13 mei 2008;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Nederweert tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 685,29 (zegge: zeshonderdvijfentachtig euro en negenentwintig cent), waarvan € 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Nederweert aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Nederweert aan [appellant] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, voorzitter, en drs. H. Borstlap en mr. W. Sorgdrager, leden, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Taal
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009
492.