ECLI:NL:RVS:2009:BI6072

Raad van State

Datum uitspraak
3 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200807491/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Boll
  • G.K. Klap
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een revisievergunning voor een kaasproductiebedrijf en de ontvankelijkheid van zienswijzen

In deze zaak heeft de Raad van State op 3 juni 2009 uitspraak gedaan over het beroep van appellanten tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek. Het college had op 19 augustus 2008 een revisievergunning verleend aan Friesland Foods B.V. voor een kaasproductiebedrijf op het perceel Boterstraat 5 te Varsseveld. Dit besluit werd op 5 juni 2008 ter inzage gelegd. Appellanten hebben op 9 oktober 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij zij aanvoerden dat hun zienswijzen ten onrechte buiten beschouwing waren gelaten door het college. De zienswijzen waren op 15 juli 2008 verzonden naar het oude postadres van het college en waren door TNT post als onbestelbaar geretourneerd. Appellanten stelden dat hun zienswijze tijdig was ontvangen binnen de termijn van artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht.

De Afdeling bestuursrechtspraak heeft de zaak op 15 mei 2009 ter zitting behandeld. De vertegenwoordigers van zowel appellanten als het college waren aanwezig, evenals de vertegenwoordigers van Friesland Foods B.V. De Afdeling overwoog dat de zienswijzen van appellanten buiten de wettelijke termijn waren ingediend, omdat het college het juiste postadres had vermeld in de bekendmaking van het ontwerpbesluit. De juridische bijstandverlener van appellanten had een verkeerd adres gebruikt, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van hun zienswijzen. De Afdeling oordeelde dat het risico van de vertegenwoordiging voor rekening van appellanten kwam en dat het college de zienswijzen terecht buiten beschouwing had gelaten.

Uiteindelijk verklaarde de Raad van State het beroep ongegrond en gaf geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin, waarbij mr. J.M. Boll als lid van de enkelvoudige kamer en drs. G.K. Klap als ambtenaar van Staat aanwezig waren.

Uitspraak

200807491/1/M2.
Datum uitspraak: 3 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 augustus 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oude IJsselstreek (hierna: het college) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Friesland Foods B.V. een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een kaasproductiebedrijf op het perceel Boterstraat 5 te Varsseveld. Dit besluit is op 5 juni 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 oktober 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 mei 2009, waar [appellanten], in persoon en bijgestaan door mr. Th.H.W. Juta, advocaat te Arnhem, en het college vertegenwoordigd door ing. S. Vink, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
Tevens is Friesland Foods B.V., vertegenwoordigd door mr. J.A.M. Oude Lansink en T. Osinga als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [appellanten] voeren aan dat het college de door hen bij brief van 22 juli 2008 naar voren gebrachte zienswijzen ten onrechte buiten beschouwing heeft gelaten. Volgens hen kan hun niet worden tegengeworpen dat de door hen tijdig op 15 juli 2008 naar het oude postadres van het college gezonden zienswijze door TNT post als onbestelbaar aan de afzender is geretourneerd. In dit kader wijzen zij er op dat hun zienswijze wel binnen de in artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht genoemde week na afloop van de termijn door het college is ontvangen.
2.2. Het college stelt dat als [appellanten] de adressering uit de publicatie van het ontwerpbesluit hadden gebruikt de zienswijzen tijdig zouden zijn ingediend. Bovendien hebben zij zich laten bijstaan door een professionele rechtsbijstandverlener en hebben zij bewust een risico genomen door hun zienswijzen pas aan het eind van de termijn in te zenden. Het college erkent dat poststukken door TNT automatisch tot 1 juli 2008 en vervolgens op verzoek van de gemeente vanaf half augustus 2008 tot en met 31 december 2008 werden doorgezonden naar het nieuwe adres van de gemeente, maar deze omstandigheden laten de uit de tussenperiode daterende adressering geheel onverlet.
2.2.1. Ingevolge artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, bedraagt de termijn voor het naar voren brengen van zienswijzen zes weken.
Ingevolge artikel 3:16, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn op schriftelijk naar voren gebrachte zienswijzen de artikelen 6:9 en 6:10 van overeenkomstige toepassing,
Ingevolge artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bij verzending per post een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
2.2.2. De Afdeling stelt vast dat de door [appellanten] ingediende zienswijze buiten de in artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht gestelde termijn voor het indienen van zienswijzen bij het college is ingekomen. Tevens stelt de Afdeling vast dat het college bij de bekendmaking van het ontwerpbesluit het juiste postadres heeft vermeld.
De kennisgeving van zienswijzen bij verzending per post heeft pas plaatsgevonden wanneer het geheel van handelingen is verricht dat noodzakelijk is om een poststuk door middel van de postdienst de geadresseerde te doen bereiken, waaronder het zorg dragen voor een deugdelijke adressering. De juridisch bijstandverlener van [appellanten] heeft een ander dan het in de kennisgeving van het besluit vermelde postadres van het college gebruikt. Vast staat voorts dat hij eerst na het verstrijken van de termijn van artikel 3:16, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht de zienswijzen opnieuw maar nu met een juiste adressering ter post heeft bezorgd. Op een dergelijke situatie waarbij de zienswijze niet binnen de wettelijke termijn, maar eerst daarna en voorzien van een ander adres dan waarmee de zienswijze eerder abusievelijk was verzonden ter post is bezorgd is artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Het risico van de vertegenwoordiging komt voor rekening van [appellanten]. Het college heeft de onderhavige zienswijzen dan ook buiten beschouwing kunnen laten. Deze beroepsgrond faalt.
2.3. Het beroep is ongegrond.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Boll w.g. Klap
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2009
315.