200903818/1/M2.
Datum uitspraak: 5 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Essent Milieu B.V., gevestigd te Zwolle,
verzoekster,
de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
verweerster.
Bij besluit van 25 mei 2009 heeft de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (hierna: de minister) beslist bestuursdwang toe te passen ter zake van door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid N/D Recycling B.V. (hierna: N/D Recycling) onder kennisgeving NL 201867 op grond van de Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: de Verordening) naar Polen overgebrachte afvalstoffen. In dit besluit is een begunstigingstermijn gesteld van twee werkdagen.
Tegen dit besluit heeft de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Essent Milieu B.V. (hierna: Essent) bezwaar gemaakt.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2009, heeft Essent de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij nader besluit van 28 mei 2009 heeft de minister het besluit van 25 mei 2009 gewijzigd door de begunstigingstermijn te verlengen tot en met 12 juni 2009.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 29 mei 2009, waar Essent, vertegenwoordigd door mr. T.I. Leemans-van Koten, advocaat te Rotterdam, en de minister, vertegenwoordigd door mr. M.A.G. Welschen, werkzaam bij het ministerie, zijn verschenen.
2.1. N/D Recycling heeft kennisgeving gedaan (kenmerk NL 201867) voornemens te zijn om in de periode van 3 december 2007 tot en met 2 december 2008 20.000 ton brandbaar afval (RDF) met Euralcode 191210 ter nuttige toepassing over te brengen van de inrichting van Essent te Wijster naar Polen. Essent heeft deze kennisgeving op grond van artikel 4, onder 1, van de Verordening mede ondertekend.
Bij besluit van 5 maart 2008 heeft de minister verklaard geen bezwaar te maken tegen deze overbrenging. De bevoegde autoriteit in Polen heeft bij besluit van 2 juni 2008 voor deze overbrenging toestemming verleend. Aan deze toestemming heeft de bevoegde autoriteit in Polen een aantal voorwaarden verbonden ter zake van onder meer de herkomst, de deeltjesgrootte en de calorische waarde van de desbetreffende afvalstoffen.
2.2. Bij brief van 17 november 2008 heeft de bevoegde autoriteit in Polen met toepassing van artikel 24, eerste lid, van de Verordening de minister medegedeeld dat is geconstateerd dat onder kennisgeving NL 201867 afvalstoffen naar Polen zijn overgebracht die niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de ter zake bij besluit van 2 juni 2008 verleende toestemming, zodat sprake is van een illegale overbrenging. In deze brief verzoekt de bevoegde autoriteit in Polen de minister er zorg voor te dragen dat de desbetreffende afvalstoffen - totaal circa 3.829,44 ton - op grond van artikel 24, tweede lid, van de Verordening worden teruggenomen. Bij besluit van 17 maart 2009 heeft de bevoegde autoriteit in Polen N/D Recycling opgeroepen de desbetreffende afvalstoffen binnen 30 dagen terug te nemen.
Naar aanleiding van de brief van 17 november 2008 en het besluit van 17 maart 2009 van de bevoegde autoriteit in Polen heeft de minister, na N/D Recycling herhaaldelijk te hebben verzocht de desbetreffende afvalstoffen terug te nemen, bij besluit van 25 mei 2009, kenmerk DUA0912709, beslist om bestuursdwang toe te passen die erin bestaat dat de minister de afvalstoffen zelf - op kosten van N/D Recycling - terugneemt. Bij het in de onderhavige procedure bestreden besluit van eveneens 25 mei 2009, kenmerk DUA0912708, heeft de minister beslist om bestuursdwang toe te passen die erin bestaat dat de minister de afvalstoffen zelf - op kosten van Essent - terugneemt. In het bestreden besluit van 25 mei 2009 is een begunstigingstermijn gesteld van twee werkdagen. Bij nader besluit van 28 mei 2009 heeft de minister het besluit van 25 mei 2009 gewijzigd door de begunstigingstermijn te verlengen tot en met 12 juni 2009. Essent heeft haar verzoek om een voorlopige voorziening te treffen gewijzigd in die zin dat het zich mede richt tegen het besluit van 28 mei 2009.
2.3. Artikel 2, aanhef en onder 15, sub a, van de Verordening luidt:
" Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder kennisgever:
a) in geval van overbrenging vanuit een lidstaat, de onder de rechtsmacht van die lidstaat vallende natuurlijke of rechtspersoon die voornemens is de afvalstoffen over te brengen of te laten overbrengen en gehouden is door de kennisgevingsplicht. De kennisgever is een van de hieronder genoemde personen of instanties in de aangegeven volgorde:
i) de eerste producent; of
ii) de vergunde nieuwe producent die handelingen verricht vóór de overbrenging; of
iii) een vergunde inzamelaar die de overbrenging — die zal aanvangen vanaf één locatie waarvan kennisgeving is gedaan — uit diverse kleine hoeveelheden van eenzelfde soort afvalstoffen uit verschillende bronnen heeft samengesteld; of
iv) een geregistreerde handelaar die door de eerste producent, de nieuwe producent of de bevoegde inzamelaar, zoals bedoeld onder i), ii) en iii), schriftelijk gemachtigd werd om namens hen als kennisgever op te treden;
v) een geregistreerde makelaar die door de eerste producent, de nieuwe producent of de bevoegde inzamelaar, zoals bedoeld onder i), ii) en iii), schriftelijk gemachtigd werd om namens hen als kennisgever op te treden;
vi) wanneer alle onder i), ii), iii), iv), en eventueel v), bedoelde personen onbekend of insolvabel zijn, de houder.
Indien een kennisgever als bedoeld onder iv) of v) niet voldoet aan de bepalingen inzake de terugnameplicht van de artikelen 22 tot en met 25, wordt voor de toepassing van die bepalingen als kennisgever beschouwd, de eerste producent, de nieuwe producent of de bevoegde inzamelaar als omschreven onder i), ii), of iii), die deze handelaar of makelaar gemachtigd heeft namens hem te handelen. In geval een gemachtigde handelaar of makelaar als omschreven onder iv) of v) kennisgeving doet van een illegale overbrenging, wordt voor de toepassing van deze verordening als kennisgever beschouwd, de persoon als omschreven onder i), ii), of iii), die deze handelaar of makelaar gemachtigd heeft."
Artikel 24, eerste lid, van de Verordening luidt:
"Indien een bevoegde autoriteit een transport ontdekt dat volgens haar illegaal is, stelt zij onverwijld de overige betrokken bevoegde autoriteiten hiervan in kennis."
Artikel 24, tweede lid, van de Verordening luidt:
" Indien de verantwoordelijkheid voor de illegale overbrenging berust bij de kennisgever, zorgt de bevoegde autoriteit van verzending ervoor dat de betrokken afvalstoffen:
a) worden teruggenomen door de kennisgever de facto, of, indien geen kennisgeving is gedaan,
b) worden teruggenomen door de kennisgever de jure, of, indien dit niet mogelijk is,
c) worden teruggenomen door de bevoegde autoriteit van verzending zelf dan wel namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon, of, indien dit niet mogelijk is,
d) anderszins worden verwijderd of nuttig toegepast in het land van bestemming of verzending door de bevoegde autoriteit van verzending zelf dan wel namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon, of, indien dit niet mogelijk is,
e) anderszins worden verwijderd of nuttig toegepast in een ander land door de bevoegde autoriteit van verzending zelf dan wel namens haar door een natuurlijke of rechtspersoon, indien alle betrokken bevoegde autoriteiten daarmee instemmen.
De terugname, nuttige toepassing of verwijdering gebeurt binnen 30 dagen, of een andere tussen de betrokken bevoegde autoriteiten overeengekomen periode, nadat de bevoegde autoriteit van verzending kennis heeft gekregen, of door de bevoegde autoriteiten van bestemming of doorvoer schriftelijk in kennis is gesteld, van het illegale transport en van de reden(en) daarvan. Een dergelijke kennisgeving kan voortvloeien uit informatie die onder meer door andere bevoegde autoriteiten aan de bevoegde autoriteiten van bestemming of doorvoer is verstrekt.
In geval van terugname als bedoeld onder a), b) en c), is een nieuwe kennisgeving vereist, tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending volstaat.
De nieuwe kennisgeving dient te worden gedaan door de onder a), b) of c), genoemde persoon of autoriteit, in die volgorde.
De bevoegde autoriteiten verzetten zich niet tegen de terugzending van afvalstoffen van een illegale overbrenging. Ingeval de bevoegde autoriteit van verzending een andere voorziening treft dan bedoeld onder d) of e), dient de oorspronkelijke bevoegde autoriteit van verzending, dan wel een natuurlijke of rechtspersoon namens haar, een nieuwe kennisgeving te doen, tenzij de betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomen dat een naar behoren gemotiveerd verzoek van die bevoegde autoriteit volstaat."
Artikel 25, eerste lid, van de Verordening luidt:
" De kosten in verband met de terugname van afvalstoffen van een illegale overbrenging, met inbegrip van de kosten van vervoer, van nuttige toepassing of verwijdering uit hoofde van artikel 24, lid 2, en de kosten van opslag uit hoofde van artikel 24, lid 7, vanaf de dag waarop de bevoegde autoriteit van verzending er kennis van heeft gekregen dat een overbrenging illegaal is, worden in rekening gebracht:
a) aan de kennisgever de facto in de volgorde van artikel 2, punt 15, en indien geen kennisgeving is gebeurd,
b) aan de kennisgever de jure of andere natuurlijke of rechtspersonen, naar gelang van het geval, en, indien dit niet mogelijk is,
c) aan de bevoegde autoriteit van verzending."
2.4. Essent betoogt dat de minister ten onrechte heeft beslist tevens jegens haar - en op haar kosten - bestuursdwang toe te passen. Zij voert aan dat N/D Recycling als kennisgever voor de illegale overbrenging verantwoordelijk is en dat de minister daarom had moeten volstaan met de bestuursdwangaanschrijving jegens N/D Recycling. Essent stelt dat onvoldoende vaststaat dat de afvalstoffen ten aanzien waarvan de bevoegde autoriteit in Polen heeft geconstateerd dat die illegaal zijn overgebracht - in totaal circa 3.829,44 ton - daadwerkelijk door haar zijn geproduceerd. Zij betoogt verder dat zolang niet vaststaat dat N/D Recycling op grond van de Verordening in gebreke blijft om aan haar terughaalverplichting te voldoen, Essent daarop zeker niet kan worden aangesproken.
2.4.1. Zoals de voorzitter in de uitspraak van heden in zaak nr.
200903857/1heeft overwogen gaat hij ervan uit dat het gaat om een illegale overbrenging als bedoeld in artikel 2, onder 35, sub b, van de Verordening. Zoals de voorzitter in die uitspraak eveneens heeft overwogen is daarom sprake van een overtreding van artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer in samenhang met artikel 2, onder 35, sub b, van de Verordening, zodat de minister bevoegd was om handhavend op te treden. De minister heeft, zo is de conclusie van de voorzitter in de uitspraak in zaak nr.
200903857/1, in redelijkheid kunnen beslissen tot toepassing van bestuursdwang die erin bestaat dat hij zelf - voor rekening van N/D Recycling - de desbetreffende afvalstoffen terugneemt. De vraag die in de onderhavige zaak voorligt is, of de minister ter zake van dezelfde overtreding eveneens - tegelijkertijd - in redelijkheid heeft kunnen beslissen tot toepassing van bestuursdwang die erin bestaat dat hij zelf - voor rekening van Essent - de desbetreffende afvalstoffen terugneemt.
2.4.2. Wat de stelling van Essent betreft dat onvoldoende vaststaat dat de desbetreffende afvalstoffen daadwerkelijk door haar zijn geproduceerd, overweegt de voorzitter als volgt. Essent heeft de aan het geschil ten grondslag liggende kennisgeving NL 201867 mede ondertekend. Uit de brief van 17 november 2008 en het besluit van 17 maart 2009 van de bevoegde autoriteit in Polen blijkt dat de constatering van illegale overbrenging onder meer berust op door de Poolse douane gecontroleerde transporten die vergezeld gingen van vervoersdocumenten die corresponderen met kennisgeving NL 201867. Essent heeft ter zitting verklaard geen zicht te hebben op van haar afkomstige afvalstoffen nadat ze zijn overgedragen aan N/D Recycling. Zij heeft bij gebrek aan wetenschap niet gesteld dat N/D Recycling andere dan van haar afkomstige afvalstoffen heeft overgebracht. Onder deze omstandigheden heeft de minister in redelijkheid mogen aannemen dat het gaat om illegale overbrenging van door Essent geproduceerde afvalstoffen.
2.4.3. Uit artikel 24 en 25 van de Verordening volgt, naar het de voorzitter voorkomt, dat N/D Recycling als - enige - kennisgever de facto, in de eerste plaats moet worden aangesproken ter zake van het terugnemen van illegaal overgebrachte afvalstoffen. Verder komt naar het voorlopig oordeel van de voorzitter uit de eerste volzin na vi) van artikel 2, onder 15, sub a, van de Verordening naar voren dat in het onderhavige geval Essent - als producent van de afvalstoffen - op het terugnemen van de afvalstoffen moet worden aangesproken indien N/D Recycling - als kennisgever de facto - niet voldoet aan de terugnameplicht.
Zoals in rechtsoverweging 2.2 is uiteengezet heeft de minister op het moment dat hij N/D Recycling aanzegde voor diens rekening bestuurdwang toe te passen, eveneens Essent aangezegd - op kosten van Essent - bestuurdwang toe te passen. De minister heeft naar het oordeel van de voorzitter, in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, niet deugdelijk gemotiveerd waarom in dit geval - anders dan de hiervoor beschreven rangorde uit de Verordening inhoudt - N/D Recycling en Essent tegelijkertijd op deze wijze konden worden aangeschreven.
2.5. De voorzitter ziet gelet op het vorenstaande, alsmede gezien het in de uitspraak van heden in zaak
200903857/1vastgestelde gebrek - ter zake van de omschrijving van de te treffen maatregelen - dat eveneens kleeft aan de in de onderhavige zaak bestreden besluiten, aanleiding om de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen, welke strekt tot schorsing van het bestreden besluit.
2.6. De minister dient op na te wijze melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening de besluiten van de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 25 mei 2009, kenmerk DUA0912708, en 28 mei 2009, kenmerk DUA0912847, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn van zes weken wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist;
II. veroordeelt de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Essent Milieu B.V. in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Essent Milieu B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
III. gelast dat de Staat der Nederlanden (het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer) aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Essent Milieu B.V. het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 297,00 (zegge: tweehonderdzevenennegentig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.G. Timmerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Timmerman
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 juni 2009