200806198/1/M1.
Datum uitspraak: 10 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
het college van burgemeester en wethouders van Veere,
verweerder.
Bij besluit van 29 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Veere (hierna: het college) zes locaties aangewezen voor clusterplaatsen voor afvalbakken ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval in de wijk 't Hofje III te Westkapelle.
Bij besluit van 3 juli 2008 heeft het college het door [appellanten] hiertegen gemaakte bezwaar gegrond verklaard en het besluit van 29 januari 2008 tot aanwijzing van de clusterplaatsen voor afvalbakken herroepen.
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 12 augustus 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 4 maart 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 april 2009, waar [appellanten], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door S. Vasseur en A.C. Louwerse, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Naar aanleiding van klachten van onder meer [appellanten] vanwege de clustering van een groot aantal afvalbakken ten behoeve van de inzameling van huishoudelijk afval op een locatie in de wijk 't Hofje III, heeft het college bij brieven van 23 november 2007 het voornemen kenbaar gemaakt tot het vaststellen van een uitvoeringsbesluit inzake de doelmatige verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Daarbij heeft het college te kennen gegeven op grond van artikel 4.2.3.4 van de Algemene plaatselijke verordening van Veere vijf clusterplaatsen voor afvalbakken aan te wijzen in de wijk 't Hofje III, waaronder clusterplaats A, gelegen aan de Jan Campertstraat ter hoogte van de woning van [appellanten] op huisnummer […], welke is bestemd voor elf afvalbakken. Tegen dit voornemen hebben [appellanten] zienswijzen ingediend.
Bij besluit van 29 januari 2008 zijn de clusterplaatsen formeel vastgelegd. Naar aanleiding van de zienswijzen is in het besluit clusterplaats A verkleind tot acht afvalbakken en is tevens een nieuwe clusterplaats F, gelegen aan de Jan Campertstraat ter hoogte van huisnummer 27, aangewezen voor vier afvalbakken. Tegen dit besluit hebben [appellanten] bezwaar gemaakt. Het besluit van 29 januari 2008 is in de beslissing op bezwaar herroepen en het college heeft in de plaats daarvan geen nieuw besluit genomen.
2.2. [appellanten] betogen dat de beslissing op bezwaar niet tegemoet komt aan hun bezwaren. Daartoe voeren zij aan dat zij alleen bezwaar hebben gemaakt tegen de verdeling van het aantal afvalbakken over de bij het besluit van 29 januari 2008 aangewezen clusterplaatsen in de wijk 't Hofje III en niet tegen de aanwijzing van de clusterplaatsen op zich. Nu door de intrekking van het besluit van 29 januari 2008 het formeel vastgestelde beleid omtrent de clustering van de afvalbakken is komen te vervallen, is het mogelijk dat opnieuw een groot aantal afvalbakken voor hun woning wordt geplaatst met alle geluid- en stankoverlast van dien, aldus [appellanten]. Voorts stellen [appellanten] schade te hebben geleden door het bestreden besluit.
2.2.1. Het college stelt zich op het standpunt met de herroeping van het besluit van 29 januari 2008 tegemoet te komen aan de bezwaren van [appellanten]. Het college brengt daartoe naar voren dat het aanwijzingsbesluit van 29 januari 2008 uitging van acht afvalbakken op clusterplaats A, maar dat door de herroeping van het besluit en de verwijdering van de clusterplaats nu formeel geen afvalbakken meer hoeven te worden geplaatst. Het college wijst er daarnaast op dat de praktijk inmiddels heeft uitgewezen dat maximaal vier afvalbakken op de voormalige clusterplaats A worden aangeboden en dat de bewoners zoveel mogelijk de afvalbakken voor hun eigen woning aanbieden.
2.2.2. Ingevolge artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, voor zover hier van belang, dient de beslissing op bezwaar te berusten op een deugdelijke motivering, die bij de bekendmaking van de beslissing op bezwaar wordt vermeld.
Ingevolge artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht wordt indien de beslissing op bezwaar afwijkt van het advies van de commissie in de beslissing op bezwaar de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden.
2.2.3. De commissie bezwaarschriften van de gemeente Veere (hierna: de commissie) heeft in haar advies naar aanleiding van het bezwaar van [appellanten] tegen het besluit van 29 januari 2008 geconstateerd, dat het besluit om clusterplaats A te maximaliseren tot acht afvalbakken op grond van de verkeersveiligheid ongenoegzaam is gemotiveerd. De commissie is dan ook van mening dat naar aanleiding van de volledige heroverweging van het besluit van 29 januari 2008 ruimte is voor een afstemming over het maximaal aantal afbakken per clusterplaats.
Het college heeft, in afwijking van het advies van de commissie, in de beslissing op bezwaar niet gemotiveerd waarom de afvalbakken niet evenredig kunnen worden verdeeld over de clusterplaatsen, zoals [appellanten] in hun bezwaren hebben voorgesteld. Daarnaast valt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting niet in te zien waarom met de herroeping van het besluit van 29 januari 2008 [appellanten] beter af zouden zijn. Nu formeel niets meer is vastgelegd omtrent de clustering van afvalbakken wordt immers niet verhinderd dat er in de toekomst weer een groot aantal afvalbakken voor de woning van [appellanten] worden geplaatst. De Afdeling neemt hierbij in aanmerking dat die situatie blijkens de stukken de aanleiding is geweest voor de klachten waarin het college de noodzaak heeft gezien de clustering van de afvalbakken te reguleren. De enkele omstandigheid dat er op dit moment geen klachten zijn, vormt op zichzelf geen rechtvaardiging om daarop in het besluit van 3 juli 2008 geheel op terug te komen.
Gelet op het voorgaande heeft het college de beslissing op bezwaar in strijd met artikel 7:12, eerste lid, en artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht niet deugdelijk gemotiveerd.
2.3. Het beroep is gegrond. Het besluit van 3 juli 2008 komt voor vernietiging in aanmerking.
2.4. Ten aanzien van het door [appellanten] gedane verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht, overweegt de Afdeling het volgende.
Het college dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen. Niet zeker is hoe dit besluit zal luiden. Eerst aan de hand van het nieuwe besluit kan uitsluitsel worden verkregen of en, zo ja, in welke omvang schade is geleden ten gevolge van het bestreden besluit, dat bij deze uitspraak is vernietigd. De Afdeling ziet derhalve aanleiding het verzoek om schadevergoeding thans af te wijzen.
2.5. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. De door [appellanten] opgevoerde portokosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Veere van 3 juli 2008, kenmerk 08U.07551;
III. wijst het verzoek om schadevergoeding af;
IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Veere tot vergoeding van bij [appellanten] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 81,38 (zegge: eenentachtig euro en achtendertig cent); het dient door de gemeente Veere aan [appellanten] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
V. gelast dat de gemeente Veere aan [appellanten] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 145,00 (zegge: honderdvijfenveertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Plambeck, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Plambeck
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2009