ECLI:NL:RVS:2009:BI8442

Raad van State

Datum uitspraak
17 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200806497/1/V6
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • R. van der Spoel
  • D. Roemers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van tewerkstellingsvergunning en rechtsgeldigheid van jaarinkomen in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen

In deze zaak gaat het om de intrekking van een tewerkstellingsvergunning die was verleend aan [appellant] voor zijn functie als managing director bij Triton (Holland) Travel and Business B.V. De vergunning was oorspronkelijk verleend op 22 juli 2005 en was geldig tot 1 oktober 2008. De Raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen heeft op 31 juli 2007 besloten deze vergunning in te trekken, omdat niet was aangetoond dat het overeengekomen salaris van € 52.000,00 bruto per jaar daadwerkelijk was betaald. Dit besluit werd door de rechtbank 's-Gravenhage op 8 juli 2008 bevestigd, maar [appellant] ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De Raad van State heeft de zaak op 23 april 2009 behandeld. Tijdens de zitting werd [appellant] vertegenwoordigd door zijn advocaat, mr. W.M. Chung. De Raad van State oordeelde dat de rechtbank ten onrechte had geconcludeerd dat de intrekking van de tewerkstellingsvergunning terecht was. De Raad stelde vast dat de intrekking van de vergunning niet gerechtvaardigd was, omdat het jaarinkomen van [appellant] van € 51.624,00 voldeed aan de eisen van de Uitvoeringsregels Wav, ondanks dat dit bedrag iets lager was dan het oorspronkelijk opgegeven salaris.

De Raad van State vernietigde de uitspraak van de rechtbank en het besluit van de raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen. Tevens werd de raad veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van [appellant]. De uitspraak benadrukt het belang van correcte toepassing van de Wet arbeid vreemdelingen en de noodzaak om rekening te houden met de werkelijke omstandigheden van de werknemer.

Uitspraak

200806497/1/V6.
Datum uitspraak: 17 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juli 2008 in zaak nr. 07/44095 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen
(thans: de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen).
1. Procesverloop
Bij besluit van 31 juli 2007 heeft de raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen (thans: de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen; hierna: de raad) de op 22 juli 2005 op aanvraag van Triton (Holland) Travel and Business B.V. ten behoeve van het door [appellant] verrichten van arbeid als managing director verleende tewerkstellingsvergunning, geldig van 1 oktober 2005 tot 1 oktober 2008, ingetrokken.
Bij besluit van 8 oktober 2007 heeft de raad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.
Bij uitspraak van 8 juli 2008, verzonden op 14 juli 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het daartegen door [appellant] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 22 augustus 2008, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
Bij brieven van 23 september en 27 oktober 2008 heeft [appellant] nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 april 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. W.M. Chung, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door J.J.M. van den Boogaard, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het betoog dat de raad zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat in de bezwaarfase van het horen van [appellant] kon worden afgezien, is voor het eerst in hoger beroep aangevoerd. Aangezien het hoger beroep is gericht tegen de aangevallen uitspraak, er geen reden is waarom dit betoog niet reeds voor de rechtbank had kunnen worden aangevoerd en [appellant] dit uit een oogpunt van een zorgvuldig en doelmatig gebruik van rechtsmiddelen had behoren te doen, dient dit betoog buiten beschouwing te blijven.
2.2. Ingevolge artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wet arbeid vreemdelingen (hierna: de Wav) wordt een tewerkstellingsvergunning ingetrokken indien de voor verkrijging verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn geweest, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.
Volgens paragraaf 21, onder a, van de Uitvoeringsregels Wav, behorende bij het Delegatie- en uitvoeringsbesluit Wav (hierna: de Uitvoeringsregels Wav), voor zover thans van belang, kan voor vreemdelingen die door hun werkgever tijdelijk naar Nederland worden overgeplaatst in het kader van de bevordering van internationale handelscontacten worden afgeweken van artikel 8, eerste lid, onder a en b, van de Wav, voor zover het gaat om personeel op sleutelposities in een groot zelfstandig op winst gericht bedrijf of complex van bedrijven. Onder een sleutelpositie wordt verstaan een leidinggevende of specialistische functie op ten minste HBO-niveau met een bruto jaarsalaris van € 50.000,00 of meer.
2.3. De raad heeft bij besluit van 8 oktober 2007 het besluit tot intrekking van de op 22 juli 2005 verleende tewerkstellingsvergunning gehandhaafd, omdat betaling aan [appellant] van het destijds door hem met het moederbedrijf overeengekomen salaris van € 52.000,00 bruto per jaar niet heeft plaatsgevonden. Aldus blijken volgens de raad de ter verkrijging van die vergunning verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig te zijn geweest, dat op de aanvraag een andere beslissing zou zijn genomen als bij de beoordeling daarvan de juiste omstandigheden volledig bekend waren geweest.
2.3.1. [appellant] klaagt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat, reeds omdat niet is aangetoond dat het destijds tussen [appellant] en zijn werkgever overeengekomen salaris van € 52.000,00 bruto per jaar, op grond waarvan de onderhavige tewerkstellingsvergunning is aangevraagd en verkregen, daadwerkelijk is betaald, de raad de tewerkstellingsvergunning terecht, overeenkomstig het dwingend bepaalde in artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav, heeft ingetrokken. Volgens [appellant] heeft de rechtbank niet onderkend dat zijn jaarinkomen aantoonbaar € 51.624,00 bedroeg, waarmee is voldaan aan de in paragraaf 21, onder a, van de Uitvoeringsregels Wav voor afgifte van de gevraagde tewerkstellingsvergunning neergelegde salarisnorm. Dat zijn jaarsalaris lager ligt dan het destijds overeengekomen bedrag mag geen rol spelen, aangezien het verschil slechts € 376,00 betreft, aldus [appellant].
2.3.2. De intrekking van de aan [appellant] verleende tewerkstellingsvergunning is blijkens het bij de rechtbank bestreden besluit van 8 oktober 2007 louter gebaseerd op de omstandigheid dat aan [appellant] niet het destijds overeengekomen jaarsalaris van € 52.000,00 is uitbetaald.
Anders dan de raad heeft betoogd, volgt uit artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav niet dat de tewerkstellingsvergunning, reeds omdat het jaarinkomen van [appellant] minder bedroeg dan bij de aanvraag was opgegeven, moest worden ingetrokken. De in die bepaling opgenomen verplichting tot intrekking zou eerst hebben bestaan, indien bij een juiste opgave van het jaarinkomen de tewerkstellingsvergunning destijds niet zou zijn verleend. Niet gebleken is dat die situatie zich hier voordoet. Voor zover in het door [appellant] genoemde en nader gespecificeerde jaarinkomen van € 51.624,00 ten onrechte een bedrag van € 1.184,00 aan vakantiegeld is inbegrepen, zoals de raad stelt, leidt dat niet tot een ander oordeel. Ook na aftrek van dat vakantiegeld resteert een jaarsalaris dat voldoet aan de in paragraaf 21, onder a, van de Uitvoeringsregels Wav ter zake neergelegde norm. Dat een deel van dat jaarsalaris in China is uitbetaald en volgens de raad in zoverre buiten beschouwing dient te worden gelaten, wat daar ook van zij, is niet aan het besluit van 8 oktober 2007 ten grondslag gelegd en valt derhalve buiten de omvang van het hier aan de orde zijnde geding.
De rechtbank is derhalve ten onrechte tot de conclusie gekomen dat de raad terecht de aan [appellant] verleende tewerkstellingsvergunning heeft ingetrokken.
Het betoog slaagt.
2.4. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het besluit van 8 oktober 2007 wegens onjuiste toepassing van artikel 12, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wav vernietigen.
2.5. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 8 juli 2008 in zaak nr. 07/44095;
III. verklaart het bij de rechtbank in die zaak ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van de raad van bestuur van de Centrale organisatie werk en inkomen van 8 oktober 2007, kenmerk JZ/B&B/2007-2325;
V. veroordeelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 966,00 (zegge: negenhonderdzesenzestig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan [appellant] onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 359,00 (zegge: driehonderdnegenenvijftig euro) voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, voorzitter, en mr. R. van der Spoel en mr. D. Roemers, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.W. Prins, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Prins
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 17 juni 2009
363.