ECLI:NL:RVS:2009:BI8454

Raad van State

Datum uitspraak
12 juni 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900383/3/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • T. van Goeverden-Clarenbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake bouwvergunning en vrijstelling voor verbouwing pand te Oldenzaal

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 12 juni 2009 uitspraak gedaan op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek is ingediend door [verzoekster] in het kader van een hoger beroep tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo. De zaak betreft een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal, dat op 15 januari 2008 vrijstelling verleende voor de verbouwing van een pand aan de [locatie] te [plaats]. Dit besluit werd gevolgd door een bouwvergunning eerste fase op 17 januari 2008. De door [wederpartij] en [verzoekster] ingediende bezwaren tegen het besluit van 9 september 2008 werden door het college ongegrond verklaard. De voorzieningenrechter heeft echter op 2 december 2008 de bezwaren gegrond verklaard en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen.

In hoger beroep heeft [wederpartij] de gronden van het beroep aangevuld. Het college heeft op 17 februari 2009 de bezwaren wederom ongegrond verklaard, waarna [verzoekster] verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 4 juni 2009 zijn zowel [verzoekster] als het college verschenen, bijgestaan door hun respectieve vertegenwoordigers.

De voorzitter heeft overwogen dat de voorzieningenrechter in zijn eerdere uitspraak terecht heeft geoordeeld dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de gebruiksmogelijkheden van het pand in het kader van het bestemmingsplan. De voorzitter heeft ook vastgesteld dat de horecabestemming van het bestemmingsplan slechts gebruik ten behoeve van de hotelfunctie toestaat. De belangen van [verzoekster] en [wederpartij] zijn in deze procedure niet zodanig verschillend dat een andere beslissing gerechtvaardigd is. Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, zonder aanleiding te zien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200900383/3/H1.
Datum uitspraak: 12 juni 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) van:
[verzoekster], wonend te [woonplaats],
hangende het hoger beroep van [wederpartij] tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo van 2 december 2008 in zaken nrs. 08/1088, 08/1089, 08/1121 en 08/1122 in het geding tussen:
1. verzoekster en
2. [wederpartij]
en
het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 januari 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Oldenzaal (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] vrijstelling verleend voor het verbouwen van een pand aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het pand).
Bij besluit van 17 januari 2008 heeft het college aan [vergunninghoudster] bouwvergunning eerste fase verleend voor de verbouwing.
Bij besluit van 9 september 2008 heeft het college de door [wederpartij] en [verzoekster] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 2 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Almelo (hierna: de voorzieningenrechter) de door [wederpartij] en [verzoekster] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, het besluit van 9 september 2008 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit te nemen op de door [wederpartij] en [verzoekster] gemaakte bezwaren.
Tegen deze uitspraak heeft [wederpartij] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 14 januari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 10 februari 2009.
Bij besluit van 17 februari 2009 heeft het college de door [wederpartij] en [verzoekster] gemaakte bezwaren wederom ongegrond verklaard.
Vervolgens heeft [verzoekster] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juni 2009, waar [verzoekster] in persoon, bijgestaan door drs. B.J.C. Poldermans, en het college, vertegenwoordigd door R.S. de Boer, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door mr. M.W.M. Heutinck, advocaat te Enschede, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de voorzieningenrechter het besluit van 9 september 2008 wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb vernietigd, omdat het college onvoldoende heeft onderzocht of het bouwplan wordt gerealiseerd met het oog op een gebruik dat ingevolge het bestemmingsplan "Meijbree-Haerbroek" (hierna: het bestemmingsplan) is toegestaan. Volgens de voorzieningenrechter staan de planvoorschriften slechts gebruik van het perceel voor de hotelfunctie toe en bestaat het vermoeden dat met de verbouwing mede is beoogd het pand geschikt te maken voor ander gebruik dan ten behoeve van die functie. De voorzieningenrechter heeft in dat verband gewezen op de vergroting van de zaal die wat de omvang betreft niet in verhouding staat tot het gemiddelde aantal hotelgasten.
2.2. Het oordeel van voorzieningenrechter dat de verleende vrijstelling geen betrekking heeft op de dakkapellen in het dakvlak boven de te realiseren verdieping aan de linkerzijde van het pand, is naar voorlopig oordeel niet onjuist, nu het bouwplan op dit onderdeel in overeenstemming is met de bebouwingsmogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. De voorzieningenrechter heeft, gelet op de in artikel 2 van de planvoorschriften bepaalde wijze van meten, naar voorlopig oordeel niet ten onrechte overwogen dat dakkapellen voor de bepaling van de goothoogte buiten beschouwing blijven.
2.3. Bij het besluit van 17 februari 2009 heeft het college de gewijzigde bouwvergunning gehandhaafd. De wijziging betreft de plaatsing van een scheidingswand tussen de oorspronkelijke zaal en de uitbreiding van het oppervlak op de begane grond, waardoor naast de zaal een afgescheiden ruimte ontstaat van ongeveer 7 bij 13 meter die volgens de bouwtekeningen dient als lounge.
2.4. Het oordeel van de voorzieningenrechter dat de horecabestemming van het huidige bestemmingsplan ter plaatse slechts gebruik ten behoeve van de hotelfunctie toestaat, is in hoger beroep niet betwist. In de bodemprocedure zal moeten worden beoordeeld of het besluit van 17 februari 2009 dat is gebaseerd op het oordeel dat de op grond van het gewijzigde bouwplan voorziene uitbreiding van de ruimte uitsluitend ten behoeve van de hotelfunctie plaatsvindt, in rechte stand kan houden. Die beoordeling leent zich minder goed voor het kader van dit verzoek en dient plaats te vinden in de bodemprocedure.
2.5. Bij uitspraak van 29 april 2009 in zaak nr.
200900383/2/H1heeft de voorzitter een verzoek van [wederpartij] om het treffen van een voorlopige voorziening, hangende het door hem ingestelde hoger beroep, afgewezen, omdat het belang van [wederpartij] in verhouding tot de met het besluit te dienen belangen onvoldoende zwaarwegend is om de gevraagde voorziening te treffen. De voorzitter heeft daartoe in aanmerking genomen dat het door [wederpartij] gestelde belang is gelegen in behoud van een zo groot mogelijke privacy, het belang van de exploitant van het hotel in het zo snel mogelijk realiseren van het bouwplan, het bestemmingsplan aan de zijde van het perceel van [wederpartij] bij recht een bouwmassa toestaat van eenzelfde omvang en hij deze derhalve rechtens in beginsel heeft te aanvaarden.
De door [verzoekster] gestelde belangen bestaan evenzeer in het behoud van haar privacy en voorts in het voorkomen van geluids- en parkeeroverlast door met name andere dan hotelgasten. Deze belangen zijn niet zo verschillend van het door [wederpartij] gestelde belang, dat de voorzitter thans tot een ander oordeel komt dan in de eerdere uitspraak is gebeurd. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. T. van Goeverden-Clarenbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Van Goeverden-Clarenbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2009
488.