ECLI:NL:RVS:2009:BJ1905

Raad van State

Datum uitspraak
8 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809488/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • P.A. Melse
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toepassing van bestuursdwang door het college van burgemeester en wethouders van Utrecht inzake huishoudelijke afvalstoffen

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht op 10 september 2008 een besluit genomen om spoedeisende bestuursdwang toe te passen tegen [appellant] wegens het onterecht aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen op 7 september 2008. De kosten van deze bestuursdwang, ter hoogte van € 60,00, zijn voor rekening van [appellant] gesteld. Het college verklaarde het bezwaar van [appellant] tegen dit besluit op 16 december 2008 ongegrond. Hierop heeft [appellant] beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 31 december 2008 is ingediend.

De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer op 13 mei 2009, waar [appellant] in persoon verscheen, bijgestaan door getuigenverklaringen van buurtbewoners. [appellant] betoogde dat hij zijn afval op de juiste dag had aangeboden, maar dat de inzameldienst dit niet had opgehaald. De Afdeling bestuursrechtspraak heeft overwogen dat, hoewel de inzameldienst op 5 september 2008 in het deel van de Douwes Dekkerstraat waar [appellant] woont, geen vuilniszakken heeft opgehaald, dit niet betekent dat [appellant] geen overtreding heeft begaan. De Afdeling concludeerde dat [appellant] artikel 20, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2004 heeft overtreden door zijn afval op een onjuist tijdstip aan te bieden.

De Raad van State heeft het beroep van [appellant] ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan in naam der Koningin op 8 juli 2009, door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.

Uitspraak

200809488/1/M1
Datum uitspraak: 8 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 september 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Utrecht (hierna: het college) zijn beslissing om op 7 september 2008 jegens [appellant] spoedeisende bestuursdwang toe te passen ter zake van het ter inzameling aanbieden van huishoudelijke afvalstoffen, op schrift gesteld. Daarbij heeft het college beslist dat de kosten van de toepassing van bestuursdwang (€ 60,00) voor rekening van [appellant] komen.
Bij besluit van 16 december 2008 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 31 december 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 mei 2009, waar [appellant], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door mr. G.N. Sloote, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 20, eerste lid, van de Afvalstoffenverordening Utrecht 2004 (hierna: Afvalstoffenverordening 2004) stelt het college de dagen en tijden vast waarop categorieën huishoudelijke afvalstoffen ter inzameling kunnen worden aangeboden.
Ingevolge het tweede lid is het verboden huishoudelijke afvalstoffen op andere dagen en tijden ter inzameling aan te bieden dan krachtens het eerste lid is bepaald.
Ingevolge uitvoeringsbesluit XII van het Verzameluitvoeringsbesluit dat is vastgesteld krachtens de Afvalstoffenverordening 2004, wordt het restafval en GFT-afval dat bij elk perceel afzonderlijk wordt ingezameld op vrijdag in de Douwes Dekkerstraat opgehaald en kan dit afval vanaf 21.30 uur op de dag voorafgaand aan de dag van inzameling worden aangeboden maar uiterlijk vóór 08.00 uur op de dag van inzameling.
2.2. De toepassing van bestuursdwang heeft bestaan uit het verwijderen van een huisvuilzak met afvalstoffen, die op zondag 7 september 2008 is aangetroffen in de Douwes Dekkerstraat te Utrecht. Volgens het college is de huisvuilzak, blijkens daarin aangetroffen materiaal met adresgegevens van [appellant], afkomstig van [appellant] en heeft hij deze in strijd met artikel 20, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2004 ter inzameling aangeboden.
2.3. [appellant] betoogt dat het college zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de aangetroffen afvalstoffen door hem op een onjuist tijdstip ter inzameling zijn aangeboden. Hij betoogt dat hij zijn huishoudelijk afval op vrijdag 5 september 2008 in de ochtend heeft aangeboden. Bij thuiskomst 's avonds constateerde [appellant] dat de vuilniszakken in zijn deel van de Douwes Dekkerstraat niet waren opgehaald. Omdat het telefonisch melden van het niet ophalen van de vuilniszakken in het weekeinde niet mogelijk is en [appellant] verwachtte dat de gemeente Utrecht de vuilniszakken de volgende dag alsnog zou ophalen, heeft hij zijn vuilniszak laten staan. Volgens [appellant] heeft het college in strijd met de op hem rustende verplichting op vrijdag 5 september 2008 nagelaten in zijn deel van de Douwes Dekkerstraat het huisvuil op te halen. [appellant] legt twee verklaringen over van buurtbewoners die deze stelling bevestigen.
2.4. Ingevolge artikel 5:25, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht is de overtreder de kosten verschuldigd die zijn verbonden aan de toepassing van bestuursdwang, tenzij de kosten redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoren te komen.
2.5. De Afdeling is, gelet op de verklaringen van de buurtbewoners van [appellant] welke het college ook niet betwist, van oordeel dat vaststaat dat op vrijdag 5 september 2008 in het door [appellant] bewoonde deel van de Douwes Dekkerstraat geen vuilniszakken zijn opgehaald. [appellant] heeft, blijkens de stukken en hetgeen hij ter zitting heeft verklaard, zijn vuilniszak vrijdagavond 5 september 2008 buiten laten staan in het vertrouwen dat deze zaterdag 6 september 2008 wel zou worden opgehaald. Hij is het hele weekeind thuis geweest en heeft zich er niet van vergewist of de vuilniszak op 6 september 2008 inderdaad is opgehaald. Dit heeft ertoe geleid dat de vuilniszak ook zaterdag 6 september 2008 en zondag 7 september 2008 buiten is blijven staan totdat deze in de loop van laatstgenoemde dag door de inzameldienst is aangetroffen en verwijderd.
Dit alles betekent, ook al heeft de inzameldienst de vuilniszak van [appellant] op 5 september 2008 ten onrechte niet opgehaald, dat [appellant] artikel 20, tweede lid, van de Afvalstoffenverordening 2004 heeft overtreden. Voorts heeft het college, nu [appellant] er niet zonder meer van mocht uitgaan dat zijn vuilniszak alsnog op zaterdag 6 september 2008 zou worden opgehaald, zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aan de toepassing van bestuursdwang verbonden kosten ten laste van [appellant] behoorden te komen.
2.6. Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Melse
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2009
191-209.