ECLI:NL:RVS:2009:BJ3377
Raad van State
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.D.M. van Diepenbeek
- D. van Leeuwen
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning voor hondenkennel in Scheemda
In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Scheemda op 22 oktober 2008 een vergunning geweigerd voor het oprichten en in werking hebben van een hondenkennel. De vergunningaanvraag was ingediend door [appellant] en betrof het houden van vijf Mechelse herders op een terrein aan de [locatie] te Scheemda. Het college legde het besluit op 6 november 2008 ter inzage. Tegen deze weigering heeft [appellant] op 18 december 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep op 29 december 2008 zijn aangevuld.
De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tijdens de zitting op 26 juni 2009 was het college vertegenwoordigd door G. Kor. De Afdeling heeft overwogen dat het houden van de honden op het terrein niet kan worden aangemerkt als een bedrijvigheid die bedrijfsmatig wordt verricht, zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Het college had ten onrechte aangenomen dat voor het houden van vijf honden een milieuvergunning nodig was, aangezien er geen andere activiteiten op het terrein plaatsvinden dan het houden van de honden.
De Afdeling concludeert dat de weigering van de vergunning niet op de juiste gronden was, maar dat het college terecht de vergunning heeft geweigerd. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 22 juli 2009.