ECLI:NL:RVS:2009:BJ3377

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200809122/1/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering vergunning voor hondenkennel in Scheemda

In deze zaak heeft het college van burgemeester en wethouders van Scheemda op 22 oktober 2008 een vergunning geweigerd voor het oprichten en in werking hebben van een hondenkennel. De vergunningaanvraag was ingediend door [appellant] en betrof het houden van vijf Mechelse herders op een terrein aan de [locatie] te Scheemda. Het college legde het besluit op 6 november 2008 ter inzage. Tegen deze weigering heeft [appellant] op 18 december 2008 beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij de gronden van het beroep op 29 december 2008 zijn aangevuld.

De zaak werd behandeld door een enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Tijdens de zitting op 26 juni 2009 was het college vertegenwoordigd door G. Kor. De Afdeling heeft overwogen dat het houden van de honden op het terrein niet kan worden aangemerkt als een bedrijvigheid die bedrijfsmatig wordt verricht, zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Het college had ten onrechte aangenomen dat voor het houden van vijf honden een milieuvergunning nodig was, aangezien er geen andere activiteiten op het terrein plaatsvinden dan het houden van de honden.

De Afdeling concludeert dat de weigering van de vergunning niet op de juiste gronden was, maar dat het college terecht de vergunning heeft geweigerd. Het beroep van [appellant] is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar uitgesproken op 22 juli 2009.

Uitspraak

200809122/1/M2.
Datum uitspraak: 22 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te Scheemda,
en
het college van burgemeester en wethouders van Scheemda,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 22 oktober 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders van Scheemda (hierna: het college) aan [appellant] geweigerd een vergunning als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer te verlenen voor het oprichten en in werking hebben van een hondenkennel aan de [locatie] te Scheemda. Dit besluit is op 6 november 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 december 2008, beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 29 december 2008.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 26 juni 2009, waar het college, vertegenwoordigd door G. Kor, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] heeft vergunning gevraagd voor het houden van honden in een kennel buiten op het terrein aan de [locatie] te Scheemda. Uit een geluidrapport van WNP raadgevende ingenieurs B.V. van 28 februari 2008, dat bij de aanvraag hoort, blijkt dat het hier gaat om vijf Mechelse herders die zijn ondergebracht in één kennel, waarbij iedere hond beschikt over een eigen binnen- en buitenverblijf. Uit dit geluidrapport volgt verder dat de honden de gehele dag buiten kunnen lopen en dat op het terrein aan de [locatie] geen andere activiteiten plaatsvinden dan het houden van de honden.
2.2. Ingevolge artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting verstaan: elke door de mens bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, ondernomen bedrijvigheid die binnen een zekere begrenzing pleegt te worden verricht.
2.3. De Afdeling is van oordeel dat het houden van de honden op het desbetreffende terrein in voornoemd aantal en onder bovengenoemde omstandigheden niet kan worden aangemerkt als een bedrijvigheid die bedrijfsmatig wordt verricht, dan wel in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is in de zin van artikel 1.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Dat - zoals het college ter zitting heeft gesteld - de aangevraagde activiteiten dienen te worden verbonden aan het beveiligingsbedrijf van [appellant], waarvan ook het kantoor is gevestigd op het terrein aan de [locatie], doet aan dit oordeel niet. Er is immers uitsluitend vergunning gevraagd voor het houden van vijf honden. Dit betekent dat het college ten onrechte ervan is uitgegaan dat voor het houden van vijf honden een milieuvergunning nodig is.
2.4. Gelet op het voorgaande is vergunningverlening conform de aanvraag in strijd met artikel 1.1, eerste lid, samen met artikel 8.1 van de Wet milieubeheer. Het college heeft terecht, zij het niet op de juiste grond dat geen vergunning was vereist, geweigerd de gevraagde vergunning te verlenen.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Diepenbeek w.g. Van Leeuwen
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009
373-584.