ECLI:NL:RVS:2009:BJ3394

Raad van State

Datum uitspraak
16 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903622/2/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • A.M.L. Hanrath
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake bouwvergunning Schijndel

Op 16 juli 2009 heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Het college van burgemeester en wethouders van Schijndel had op 7 juli 2003 een vrijstelling en bouwvergunning verleend voor de verbouwing van een woning op een perceel in Schijndel. Tegen deze beslissing heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De rechtbank 's-Hertogenbosch had eerder op 14 april 2009 het beroep van [verzoeker] gegrond verklaard en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van [verzoeker]. Het college heeft op 30 juni 2009 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het eerdere besluit herroepen.

Tijdens de zitting op 9 juli 2009 heeft [verzoeker] zijn verzoek om voorlopige voorziening toegelicht, waarbij hij stelde dat er een spoedeisend belang was om de bouwvergunning te herroepen. Hij verwees naar een handhavingsverzoek en een civielrechtelijke procedure die hij had ingediend. De voorzitter overwoog dat er een ontwerp bestemmingsplan in procedure was gebracht dat het gebouwde zou legaliseren, en dat er geen reden was om aan te nemen dat dit plan niet zou worden vastgesteld of niet aan rechterlijke toetsing zou kunnen voldoen.

Op basis van deze overwegingen heeft de voorzitter geconcludeerd dat het belang van [verzoeker] niet zodanig zwaarwegend was dat het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening gerechtvaardigd was. Het verzoek werd afgewezen en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

200903622/2/H1.
Datum uitspraak: 16 juli 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende de hoger beroepen van onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 14 april 2009 in zaak nr. 08/1991 in het geding tussen:
verzoeker
en
het college van burgemeester en wethouders van Schijndel.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 juli 2003, voor zover thans van belang, heeft het college van burgemeester en wethouders van Schijndel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het verbouwen van een woning op het perceel [locatie] te Schijndel.
Bij besluit van 30 juli 2008 heeft het college het door [verzoeker] daartegen gemaakte bezwaar opnieuw ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 april 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank), voor zover thans van belang, het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat het college binnen zes weken een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt met inachtneming van hetgeen in de uitspraak is overwogen.
Tegen deze uitspraak heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 mei 2009, hoger beroep ingesteld. Deze heeft de gronden van het beroep aangevuld bij brief van 24 juni 2009.
Voorts heeft hij de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 30 juni 2009 heeft het college het door [verzoeker] gemaakte bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en het besluit van 7 juli 2003 gedeeltelijk herroepen.
[vergunninghouder] en [belanghebbende] (hierna: [vergunninghouder]) en [verzoeker] hebben nadere stukken ingediend.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 9 juli 2009, waar [verzoeker], vertegenwoordigd door mr. D.A.C. Janssen, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door mr. H.M.M. van Tilborg, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is daar [vergunninghouder], bijgestaan door mr. J.C.W. van Eekeren, gehoord.
2. Overwegingen
2.1. [verzoeker] verzoekt bij wijze van voorlopige voorziening te bepalen dat het college binnen twee weken alsnog een volledig besluit op het gemaakte bezwaar neemt door de verleende bouwvergunning te herroepen.
2.2. Het spoedeisend belang van [verzoeker] is, zoals deze ter zitting nader heeft toegelicht, gelegen in het ten behoeve van een bij het college ingediend handhavingsverzoek en een civielrechtelijke procedure verkrijgen van een titel voor afbraak van hetgeen met benutting van de bouwvergunning is gerealiseerd. In het midden latend of hetgeen [verzoeker] met betrekking tot het besluit van 30 juni 2009 heeft betoogd in het bodemgeschil zal slagen, is in dat betoog geen aanleiding te vinden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat uiteindelijk zal blijken dat hetgeen is opgericht daar niet zal mogen blijven. Daartoe wordt overwogen dat inmiddels een ontwerp bestemmingsplan in procedure is gebracht dat bedoeld is om het met benutting van de verleende bouwvergunning gebouwde te legaliseren en geen reden bestaat om op voorhand aan te nemen dat dat plan niet zal worden vastgesteld of, indien vastgesteld, rechterlijke toetsing niet zal kunnen doorstaan. Gelet hierop, komt aan het belang van [verzoeker] geen zodanig gewicht toe, dat het thans het treffen van de door hem verzochte voorziening rechtvaardigt.
2.3. Gelet op het vorenstaande, dient het verzoek te worden afgewezen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M.L. Hanrath, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Hanrath
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2009
392.