ECLI:NL:RVS:2009:BJ3412

Raad van State

Datum uitspraak
22 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808854/1/H3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • R.W.L. Loeb
  • T.M.A. Claessens
  • K.J.M. Mortelmans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vergunningverlening horeca-inrichting door burgemeester Venlo

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van appellanten tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond, die op 27 oktober 2008 het beroep van appellanten ongegrond verklaarde. De zaak betreft de vergunningverlening door de burgemeester van Venlo voor de exploitatie van een horeca-inrichting. De burgemeester verleende op 17 oktober 2007 vergunning aan [vergunninghouder] voor de exploitatie van de inrichting in [plaats]. Appellanten maakten bezwaar tegen deze vergunning, maar de burgemeester verklaarde dit bezwaar op 17 maart 2008 ongegrond. Hierop hebben appellanten beroep ingesteld bij de rechtbank, die de zaak op 27 oktober 2008 afhandelde.

Appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij hun gronden aanvulden. De burgemeester heeft gereageerd met een verweerschrift en [vergunninghouder] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven. De zaak werd behandeld op 23 juni 2009. Tijdens de zitting werd vastgesteld dat de vergunning aan [vergunninghouder] per 1 mei 2009 was vervallen. Dit leidde tot de vraag of appellanten nog belang hadden bij hun hoger beroep, aangezien de burgemeester inmiddels een nieuwe vergunning had verleend aan [belanghebbende] voor dezelfde locatie.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat appellanten geen belang meer hadden bij het hoger beroep, omdat de vergunning van [vergunninghouder] van rechtswege was vervallen en er geen geschil meer bestond. Het hoger beroep werd daarom niet-ontvankelijk verklaard. De beslissing werd genomen in naam der Koningin en uitgesproken op 22 juli 2009.

Uitspraak

200808854/1/H3.
Datum uitspraak: 22 juli 2009.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], allen wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Roermond van 27 oktober 2008 in zaak nr. 08/692 in het geding tussen:
appellanten
en
de burgemeester van Venlo.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2007 heeft de burgemeester van Venlo (hierna: de burgemeester) aan [vergunninghouder] vergunning verleend voor de exploitatie van een horeca-inrichting in het pand [locatie] te [plaats] (hierna: de inrichting).
Bij besluit van 17 maart 2008 heeft de burgemeester het door [appellanten] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 27 oktober 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het door [appellanten] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2008, hoger beroep ingesteld. De gronden van het beroep zijn aangevuld bij brief van 6 januari 2009.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
De burgemeester en [appellanten] hebben nadere stukken ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft [vergunninghouder] nog een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 juni 2009, waar de burgemeester, vertegenwoordigd door J.M.G. Vincken, ambtenaar in dienst van de gemeente Venlo, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Nu de aan [vergunninghouder] voor de exploitatie van de inrichting verleende vergunning per 1 mei 2009 is vervallen, moet worden onderzocht of [appellanten] nog belang hebben bij het door hen ingestelde hoger beroep. Zij stellen belang te hebben bij een oordeel van de Afdeling over de wijze, waarop de burgemeester de vergunningverlening heeft getoetst aan de Algemene plaatselijke verordening van Venlo, omdat de burgemeester per 1 mei 2009 voor de exploitatie van de inrichting vergunning heeft verleend aan [belanghebbende] en deze vergunning, zowel naar vorm, als naar inhoud, nagenoeg geheel overeenkomt met de aan [vergunninghouder] verleende vergunning.
2.1.1. De door [appellanten] aangevoerde stelling dat een beoordeling van hun hoger beroep van belang is in verband met het besluit van de burgemeester op de aanvraag van [belanghebbende], waarbij vergunning is verleend ten behoeve van de exploitatie van een horeca-inrichting op dezelfde locatie, levert geen belang op bij het ingestelde hoger beroep. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (uitspraak van 5 juni 2002 in zaak nr.
200106139/1), is de bestuursrechter alleen in het kader van een geschil met betrekking tot een besluit tot het beantwoorden van rechtsvragen geroepen. Waar zodanig geschil niet langer bestaat, zoals in dit geval omdat de aan [vergunninghouder] verleende vergunning van rechtswege is vervallen, kan de rechter geen oordeel geven.
Het betoog faalt.
2.2. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. T.M.A. Claessens en mr. K.J.M. Mortelmans, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. Klein
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2009.
97-611.