200904369/2/H1.
Datum uitspraak: 5 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende het hoger beroep van:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
verzoekers,
tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 14 mei 2009 in zaak nr. 08/640 in het geding tussen:
het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen.
Bij besluit van 14 november 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen (hierna: het college) aan de gemeente Terneuzen bouwvergunning verleend voor een multifunctioneel speelveld op de hoek van de Schelpenlaan en Jacobsschelp te Terneuzen (hierna: het perceel).
Bij besluit van 27 mei 2008 heeft het college het door [verzoekers] (hierna: [verzoeker]) daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 14 mei 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Middelburg (hierna: de rechtbank) het door [verzoeker] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 18 juni 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 17 juli 2009.
Bij eerstgenoemde brief heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 juli 2009, waar [verzoeker], in persoon, en het college, vertegenwoordigd door A.M. Arens, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Ter plaatse van het perceel geldt het bestemmingsplan "Othene Zuid". Op de plankaart is het perceel aangeduid als "Speelplek".
Ingevolge artikel 6, tweede lid, onder c, van de planvoorschriften mogen de gronden ter plaatse van de aanduiding op de kaart "Speelplek" dan wel op maximaal 20 m van deze aanduiding worden ingericht ten behoeve van speelplekken, waarvan de minimale oppervlakte 1000 m² dient te bedragen.
2.3. Het bouwplan voorziet in een multifunctioneel speelveld van 12 bij 24 meter omsloten door een hekwerk met een hoogte van 4 meter.
2.4. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het gehouden was bouwvergunning te verlenen omdat geen van de in artikel 44 van de Woningwet genoemde weigeringsgronden zich voordoet. [verzoeker] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat in de toelichting op het bestemmingsplan uitdrukkelijk is aangegeven dat een speelplek op deze locatie is bedoeld voor de leeftijdscategorie van 6 tot 12 jaar. Tussen partijen is niet in geschil dat het multifunctionele speelveld is bedoeld als voorziening voor de leeftijdscategorie van 12 jaar en ouder. In de Beleidsnota Speelruimte is dat ook uitdrukkelijk bepaald.
2.5. In de plantoelichting is aangegeven dat bij de situering van speelplekken in het plangebied rekening is gehouden met de leeftijdsopbouw in drie categorieën en is deze locatie op een kaart aanwezen voor de leeftijdscategorie van 6 tot 12 jaar. De voorzitter heeft enige aarzeling of daaraan in dit geval geen enkele betekenis toekomt. Die vraag leent zich minder goed voor beantwoording in deze procedure. Dat dient te geschieden in de bodemprocedure. Ten aanzien van de vraag of in afwachting daarvan aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening, overweegt de voorzitter dat niet is gebleken van dringende belangen die zich verzetten tegen de inwilliging van het verzoek. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat van de zijde van het college is verklaard dat nog geen contractuele verplichtingen zijn aangegaan met betrekking tot het multifunctionele speelveld. Onder die omstandigheden bestaat aanleiding voor het treffen van na te melden voorlopige voorziening.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen van 27 mei 2008, kenmerk 11513, en het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen van 14 november 2007, kenmerk RV07319;
II. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Terneuzen aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 223,00 (zegge: tweehonderddrieëntwintig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Willems
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 5 augustus 2009