ECLI:NL:RVS:2009:BJ5074

Raad van State

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808148/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen bestuursdwang opgelegd door college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede

In deze zaak gaat het om hoger beroep tegen een besluit van het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede, dat op 15 februari 2006 een last onder bestuursdwang heeft opgelegd. Dit besluit verplichtte de gemeente om het gebruik van een pand aan de [locatie] te [plaats] te staken. De appellanten, [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3], hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar hun bezwaren zijn op 5 maart 2007 door het college ongegrond verklaard. Hierop hebben zij beroep ingesteld bij de rechtbank Utrecht, die op 29 september 2008 de beroepen niet-ontvankelijk heeft verklaard. De rechtbank oordeelde dat het pand op 20 februari 2006 al was ontruimd en gesloopt, waardoor de appellanten geen procesbelang meer hadden bij hun beroepen.

De appellanten hebben hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betogen dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat zij geen belang hadden bij hun beroepen. Zij stellen dat het belangrijk is om te voorkomen dat het besluit van 5 maart 2007 formele rechtskracht verkrijgt en dat zij een principieel oordeel willen over de door het college toegepaste constructie bij het aanzeggen van bestuursdwang. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de hoger beroepen ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat de appellanten geen belang hadden bij hun beroepen, aangezien de ontruiming en sloop van het pand al had plaatsgevonden. De wens om een principiële uitspraak te krijgen over de bestuursdwang levert geen procesbelang op. De Raad van State heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200808148/1/H1.
Datum uitspraak: 12 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op de hoger beroepen van:
1. [appellant sub 1], wonend te [woonplaats],
2. [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],
3. [appellant sub 3], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Utrecht van 29 september 2008 in de zaken nrs. 07/981, 07/982 en 07/983 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Wijk bij Duurstede.
1. Procesverloop
Bij besluit van 15 februari 2006, verzonden aan de gemeente Wijk bij Duurstede, heeft het college van burgemeester en wethouders van die gemeente (hierna: het college), voor zover thans van belang, die gemeente op straffe van bestuursdwang gelast het gebruik van een pand aan de [locatie] te [plaats] (hierna: het pand) te staken of te doen staken.
Bij besluit van 5 maart 2007 heeft het college de door appellanten (hierna: [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3]) daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 29 september 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Utrecht (hierna: de rechtbank) de door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] daartegen ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bij onderscheiden brieven, alle bij de Raad van State ingekomen op 10 november 2008, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Afdeling heeft de zaken ter zitting behandeld op 16 juli 2009, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3], bijgestaan door mr. M.C. Vermeul, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door mr. A.E.G. Sanders en P. Oostveen, beiden ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. De rechtbank heeft de door [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] ingestelde beroepen niet-ontvankelijk verklaard, omdat het pand op 20 februari 2006 is ontruimd en vervolgens gesloopt, [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] met de beroepen niet konden bereiken dat die handelingen werden voorkomen of beëindigd, en zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij als gevolg van het besluit van 5 maart 2007 voor vergoeding in aanmerking komende schade hebben geleden.
2.2. [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de rechtbank aldus heeft miskend dat procesbelang in dit geval bestaat in het voorkomen dat het door hen bestreden besluit formele rechtskracht verkrijgt, dan wel het verkrijgen van een principieel oordeel over een door het college toegepaste constructie bij het aanzeggen van bestuursdwang. In elk geval heeft de rechtbank volgens hen ten onrechte geoordeeld dat het besluit van 5 maart 2007 de door hen gestelde schade niet heeft veroorzaakt.
2.2.1. Aangezien ten tijde van de tegen het besluit van 5 maart 2007 bij de rechtbank ingestelde beroepen de sloop en de ontruiming van het pand hadden plaatsgevonden, kon met die beroepen niet worden bereikt dat die handelingen zouden worden ongedaangemaakt, beëindigd of voorkomen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 18 januari 2006 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200505286/1&verdict_id=12567&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200505286/1&utm_term=200505286/1">200505286/1</a>), kan onder zodanige omstandigheden desondanks belang bij een ingesteld beroep worden aangenomen, indien tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat als gevolg van het in beroep bestreden besluit voor vergoeding in aanmerking komende schade is geleden.
De rechtbank heeft dat in dit geval terecht niet aannemelijk geacht. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat, nu niet in geschil is dat de gestelde schade aan hun huisraad het gevolg is van de wijze waarop is ontruimd, die schade niet door het besluit van 5 maart 2007 is veroorzaakt.
Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht geen belang van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] bij het beroep aangenomen. De door hen gestelde wens om een oordeel te verkrijgen over de door het college toegepaste constructie bij het bij het bestreden besluit aanzeggen van bestuursdwang, levert evenmin zodanig belang op, nu, zoals de Afdeling evenzeer eerder heeft overwogen (onder meer uitspraak van 8 november 2006 in zaak nr. <a target="_blank" href="http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken_in_uitspraken/zoekresultaat/?zoeken_veld=200601054/1&verdict_id=15435&utm_id=1&utm_source=Zoeken_in_uitspraken&utm_campaign=uitspraken&utm_medium=internet&utm_content=200601054/1&utm_term=200601054/1">200601054/1</a>), de wens van een partij om een principiële uitspraak van de bestuursrechter te krijgen, geen zodanig belang oplevert.
Het betoog faalt.
2.3. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. R.W.L. Loeb, voorzitter, en mr. W. van den Brink en mr. S.F.M. Wortmann, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.E.B. de Haseth, ambtenaar van Staat.
w.g. Loeb w.g. De Haseth
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009
476.