200807316/1/R2.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Hebo Holding B.V. en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug B.V., beide gevestigd te Scharsterbrug, gemeente Skarsterlân,
appellanten,
het college van gedeputeerde staten van Fryslân,
verweerder.
Bij besluit van 19 augustus 2008, kenmerk 00776660, heeft het college van gedeputeerde staten van Fryslân (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Skarsterlân (hierna: de raad) bij besluit van 23 april 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Scharsterbrug" (hierna: het plan).
Tegen dit besluit hebben de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid Hebo Holding B.V. en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug B.V. (hierna: Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug) bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 oktober 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Daartoe in de gelegenheid gesteld, heeft de raad een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 29 mei 2009, waar Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug, vertegenwoordigd door mr. E. Wiarda, werkzaam bij Langhout & Wiarda juristen en rentmeesters, zijn verschenen.
Voorts is ter zitting de raad, vertegenwoordigd door G.C.J. Zaal, ambtenaar in dienst van de gemeente, als partij gehoord.
2.1. Het plan voorziet in een actualisering van de bestaande bestemmingsplannen van de gemeente Skarsterlân.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb), rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het college rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het beroep van Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug is gericht tegen het bestreden besluit, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing" (hierna: de wijzigingsbevoegdheid), met name voor zover gegeven aan de gronden met de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" op de achterzijde van het perceel van Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug aan de Hollandiastraat 62 (hierna: het perceel).
2.4. In dit verband hebben zij in de eerste plaats aangevoerd dat in strijd met artikel 11, eerste lid, van de WRO in artikel 8.7, aanhef en onder c, sub 1, van de planvoorschriften is vastgelegd dat door het gebruik van het woord "wordt" geen sprake is van een wijzigingsbevoegdheid maar van een wijzigingsplicht. Ook zijn in strijd met de rechtszekerheid geen eisen gesteld aan de gevallen waarin de wijzigingsbevoegdheid kan worden toegepast.
Voorts hebben Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug als bezwaar aangevoerd dat, gelet op het bepaalde in artikel 8.7, aanhef en onder c, sub 2, van de planvoorschriften, in strijd met artikel 11 van de WRO slechts tot planwijziging kan worden overgegaan nadat door middel van een planherziening de plankaart is gewijzigd.
2.4.1. Het college stelt zich op het standpunt dat de redactie van de wijzigingsbevoegdheid wel juist is, omdat in de aanhef het woord "kunnen" wordt gebruikt, op grond waarvan het woord "wordt" niet imperatief moet worden opgevat. Er vloeit derhalve geen verplichting uit voort.
2.4.2. Ingevolge artikel 8.7, aanhef en onder a, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, kan het college van burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "verkoop van bouw- en bestratingsmaterialen en zand toegestaan" van de kaart wordt verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
Ingevolge artikel 8.7, aanhef en onder c, van de planvoorschriften, voor zover hier van belang, wordt de bestemming "Bedrijfsdoeleinden" gewijzigd in de bestemming "Agrarische cultuurgrond", mits:
1. de wijzigingsbevoegdheid wordt toegepast op de gronden die op de kaart zijn voorzien van de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing";
2. de aanduiding "verkoop van bouw- en bestratingsmaterialen toegestaan" van de kaart is verwijderd en het betreffende bedrijf ter plaatse is beëindigd;
2.4.3. De Afdeling stelt voorop dat in artikel 8.7, aanhef en onder a, van de planvoorschriften de wijzigingsbevoegdheid is vastgelegd ten aanzien van de gronden waarvoor de aanduiding "verkoop van bouw- en bestratingsmaterialen en zand toegestaan" geldt alsmede de daarop van toepassing zijnde voorwaarden. Artikel 8.7, aanhef en onder c, regelt de gevolgen daarvan. Gelet hierop kan niet staande worden gehouden dat geen sprake is van een bevoegdheid maar van een verplichting om bij een vertrek van Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug de bestemming van de gronden te wijzigen.
Gelet op het voorgaande heeft het college zich terecht op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van strijd met de rechtszekerheid, noch met artikel 11, eerste lid, van de WRO.
2.4.4. Voorts merkt de Afdeling op dat, anders dan Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug stellen, de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid niet afhankelijk is gesteld van de herziening van het plan, maar van de toepassing van een andere wijzigingsbevoegdheid zoals weergegeven in artikel 8.7, aanhef en onder a, van de planvoorschriften.
Derhalve is voor de gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid geen herziening van het plan nodig.
Ten slotte merkt de Afdeling op dat, voor zover Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug ter zitting hebben betoogd dat het plan ten onrechte voorziet in een wijzigingsbevoegdheid in "Agrarische cultuurgrond" voor het gehele perceel, dit berust op een verkeerde lezing van het plan nu de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing" slechts op het achterste gedeelte van het perceel is gelegd.
2.5. Ter zitting is het geschil door Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug voor het overige beperkt tot de bij het bestreden besluit gegeven goedkeuring aan de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing", voor zover het het meest noordwestelijk gelegen gedeelte daarvan met een diepte van 12,5 meter (hierna: de strook grond van 12,5 meter) betreft. Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug hebben in dit verband aangevoerd dat de daartegen ingebrachte bedenking ten onrechte door het college niet-ontvankelijk is verklaard alsmede dat het nimmer de bedoeling is geweest om de strook grond van 12,5 meter onder de wijzigingsbevoegdheid te brengen.
2.5.1. Het college heeft de bedenking op dit punt niet-ontvankelijk verklaard omdat op dit punt geen zienswijze naar voren is gebracht.
2.5.2. De WRO voorziet er niet in dat bij een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 28 van deze wet, de ingebrachte bedenking niet-ontvankelijk wordt verklaard. Daarom kan het college, in het geval dat aan artikel 27 geen recht tot het inbrengen van bedenkingen kan worden ontleend, de desbetreffende bedenkingen slechts buiten beschouwing laten.
De Afdeling zal de niet-ontvankelijkverklaring door het college van genoemde bedenking opvatten alsof het college deze buiten beschouwing heeft gelaten. De Afdeling overweegt in dit verband dat, nu Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug zich van meet af aan in zijn algemeenheid hebben gekeerd tegen het op de plankaart aanbrengen van de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing" en niet op een specifiek deel van de door deze aanduiding bestreken gronden, niet met vrucht staande kan worden gehouden dat het desbetreffende perceelsgedeelte niet reeds in de zienswijze was betrokken.
2.5.3. De raad heeft met betrekking tot de strook grond van 12,5 meter ter zitting betoogd dat het nooit de intentie is geweest om deze strook grond te kunnen wijzigen in de bestemming "Agrarische cultuurgrond". De raad wil juist planologisch vastgelegd zien dat hier een groenstrook zal kunnen ontstaan ter afscheiding van het bedrijfsperceel van Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug. Van de zijde van Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug bestaat, zo is ter zitting gebleken, geen bezwaar tegen hetgeen de raad met betrekking tot de strook grond van 12,5 meter heeft beoogd.
Nu de wijzigingsbevoegdheid ten aanzien van de strook grond van 12,5 meter in de bestemming "Groenvoorzieningen" niet voortvloeit uit de planvoorschriften, moet worden geoordeeld dat de planvoorschriften de bedoeling van de raad niet goed weergeven. Het college heeft dit miskend.
2.5.4. De conclusie is dat hetgeen Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug hebben aangevoerd aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing" ten aanzien van de strook grond van 12,5 meter, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Hieruit volgt dat het college, door het plan in zoverre goed te keuren, heeft gehandeld in strijd met artikel 28, tweede lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep is in zoverre gegrond. Het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. Voorts ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb zelfvoorziend in zoverre goedkeuring te onthouden aan voornoemde aanduiding.
De conclusie is voorts dat hetgeen Hebo Holding en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug voor het overige hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan in zoverre in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit voor het overige anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Het beroep is in zoverre ongegrond.
2.6. Het college dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Fryslân van 19 augustus 2008, kenmerk 00776660, voor zover daarbij goedkeuring is verleend aan de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing" ten aanzien van de strook grond van 12,5 meter, zoals nader aangeduid op de bij deze uitspraak behorende kaart;
III. onthoudt goedkeuring aan de aanduiding "wijziging naar cultuurgrond van toepassing" ten aanzien van de onder II bedoelde strook grond;
IV. bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het onder II bedoelde besluit;
V. verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
VI. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Fryslân tot vergoeding van bij Hebo Holding B.V. en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door het college van gedeputeerde staten van Fryslân aan Hebo Holding B.V. en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug B.V. onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere;
VII. gelast dat het college van gedeputeerde staten van Fryslân aan Hebo Holding B.V. en Handelsonderneming Hebo Scharsterbrug B.V. het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 288,00 (zegge: tweehonderdachtentachtig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de andere.
Aldus vastgesteld door mr. J.C.K.W. Bartel, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, ambtenaar van Staat.
lid van de enkelvoudige kamer
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009