ECLI:NL:RVS:2009:BJ5510

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808810/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R.J. Hoekstra
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergunningverlening voor natuurbeheer in beschermingszone Dwingelderveld

In deze zaak gaat het om de vergunningverlening door het college van gedeputeerde staten van Drenthe aan de Vereniging Natuurmonumenten voor het afgraven van teelaarde en het ophogen van terreingedeelten in het beschermde gebied Dwingelderveld. De vergunning werd verleend op 13 december 2007 op basis van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998. Appellant, die bezwaar had gemaakt tegen deze vergunning, stelde beroep in bij de Raad van State nadat zijn bezwaar op 27 oktober 2008 ongegrond was verklaard. De Raad van State heeft de zaak op 13 juli 2009 behandeld.

Tijdens de zitting heeft het college aangevoerd dat appellant geen procesbelang meer heeft, omdat de vergunning op 31 december 2008 is geëxpireerd en er geen gebruik van is gemaakt. De Raad van State heeft vastgesteld dat appellant geen nieuwe aanvraag voor een vergunning heeft ingediend en dat het niet aannemelijk is dat dit in de nabije toekomst zal gebeuren. Hierdoor heeft appellant geen belang bij een inhoudelijk oordeel over de rechtmatigheid van de verleende vergunning.

De Raad van State heeft uiteindelijk geoordeeld dat het beroep van appellant niet-ontvankelijk is, wat betekent dat de zaak niet verder in behandeling wordt genomen. De beslissing is genomen in naam der Koningin en is openbaar uitgesproken op 19 augustus 2009. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200808810/1/R2.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 december 2007 heeft het college van gedeputeerde staten van Drenthe (hierna: het college) een vergunning krachtens artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nbw 1998) verleend aan de vereniging Vereniging Natuurmonumenten (hierna: de vereniging) voor het afgraven van teelaarde tot de zandondergrond om laagtes te accentueren, het ophogen van terreingedeelten om akkers te accentueren en het omleggen van een watergang in en nabij het als speciale beschermingszone aangewezen gebied "Dwingelderveld".
Bij besluit van 27 oktober 2008 heeft het college het door [appellant] hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 8 december 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juli 2009.
2. Overwegingen
2.1. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat [appellant] geen procesbelang heeft bij de behandeling van zijn beroep, aangezien de termijn waarvoor de vergunning als bedoeld in artikel 19d van de Nbw 1998 is verleend, inmiddels is verstreken.
2.2. De Afdeling stelt vast dat de onderhavige vergunning per 31 december 2008 is geëxpireerd. Het college heeft aangegeven dat de vergunninghouder geen gebruik heeft gemaakt van de vergunning, noch een nieuwe aanvraag voor een vergunning als de onderhavige heeft ingediend, dan wel een voornemen daartoe heeft kenbaar gemaakt. Naar het oordeel van de Afdeling kan het belang van [appellant] bij een inhoudelijk oordeel omtrent de rechtmatigheid van de verleende vergunning in beginsel zijn gelegen in de omstandigheid dat [appellant] het inhoudelijke oordeel van de Afdeling kan betrekken bij eventuele nieuwe aanvragen voor een vergunning op grond van artikel 19d van de Nbw 1998 voor dezelfde werkzaamheden in en nabij het als speciale beschermingszone aangewezen gebied "Dwingelderveld". Mede gelet op het gestelde door het college, acht de Afdeling het echter niet aannemelijk dat een nieuwe aanvraag voor een vergunning als de onderhavige voor een nabije periode zal worden ingediend. Gezien het vorenstaande heeft [appellant] geen procesbelang bij het beroep.
2.3. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
12-618.