ECLI:NL:RVS:2009:BJ5544

Raad van State

Datum uitspraak
19 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901269/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de last onder dwangsom opgelegd door het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een uitspraak van de rechtbank Zutphen, waarin de rechtbank het beroep van [appellante] ongegrond heeft verklaard. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn had op 19 september 2007 een last onder dwangsom opgelegd aan [appellante], waarbij deze werd gelast om uiterlijk op 29 oktober 2007 bepaalde bouwkundige aanpassingen te verrichten in een pand aan de [locatie] te [plaats]. Deze aanpassingen waren noodzakelijk naar aanleiding van een rapport over brandveiligheid van 19 juni 2007. Het college had eerder op 17 maart 2004 een bouwvergunning verleend, maar de huidige situatie voldeed niet aan de veiligheidseisen.

Na het besluit van het college om het bezwaar van [appellante] ongegrond te verklaren, heeft [appellante] beroep aangetekend bij de rechtbank. De rechtbank oordeelde dat de last onder dwangsom niet onduidelijk was en dat de begunstigingstermijn niet onredelijk kort was. [appellante] heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, waarbij zij betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld over de brief van het college van 15 november 2007 en de begunstigingstermijn.

De Raad van State heeft de zaak behandeld op 12 augustus 2009. Tijdens de zitting is [appellante] vertegenwoordigd door haar advocaat, mr. E. Hardenberg, en het college door ambtenaar J. Groeneveld. De Raad van State heeft overwogen dat de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de brief van 15 november 2007 een reactie was op een eerder ingediende brief van [appellante] en dat het college deze brief bij het besluit op bezwaar had moeten betrekken. Ook heeft de Raad van State geoordeeld dat de begunstigingstermijn niet onredelijk kort was, aangezien [appellante] eerder op de hoogte was gesteld van de overtredingen en de noodzaak tot aanpassing.

Uiteindelijk heeft de Raad van State het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd, met verbetering van gronden. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200901269/1/H1.
Datum uitspraak: 19 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], beide gevestigd te [plaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 8 januari 2009 in zaak nr. 08/449 in het geding tussen:
[appellanten]
en
het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.
1. Procesverloop
Bij besluit van 19 september 2007 heeft het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn (hierna: het college) [appellanten] (hierna tezamen in enkelvoud: [appellante]) onder oplegging van een last onder dwangsom gelast uiterlijk op 29 oktober 2007 de in afwijking van de bij besluit van 17 maart 2004 verleende bouwvergunning geplaatste wand en (verlaagd) plafond in het pand aan de [locatie] te [plaats] te verwijderen en verwijderd te houden alsmede in het pand de noodzakelijke voorzieningen te treffen zoals deze zijn genoemd in het rapport onderzoek brandveiligheid van 19 juni 2007, met kenmerk 003827730 (hierna: de lasten).
Bij besluit van 8 februari 2008 heeft het college het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 8 januari 2009, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Zutphen (hierna: de rechtbank) het door [appellante] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellante] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 19 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 19 maart 2009.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus 2009, waar [appellante], vertegenwoordigd door mr. E. Hardenberg, advocaat te Apeldoorn, en het college, vertegenwoordigd door J. Groeneveld, ambtenaar in dienst van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellante] betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de brief van het college van 15 november 2007 een nieuw besluit is waartegen bezwaar en beroep open staat. De brief van 15 november 2007 is een reactie op de door [appellante] bij het college ingediende brief van 2 november 2007. Het college diende deze brief bij het besluit op bezwaar te betrekken. Nu het college dit ook heeft gedaan, kan het betoog niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak.
2.2. [appellante] betoogt voorts dat de rechtbank heeft miskend dat de aan de last verbonden begunstigingstermijn onredelijk kort is.
2.2.1. Het betoog faalt. Ter zitting bij de rechtbank heeft [appellante] erkend dat het in beginsel mogelijk was binnen de gestelde termijn aan de lasten te voldoen. Dat [appellante] deze erkenning in hoger beroep ontkend, maakt dat niet anders. Verder is [appellante] reeds bij brief van 28 april 2005 door het college, onder verwijzing naar de conclusies die zijn vervat in het rapport "Onderzoek brandveiligheid" van 28 april 2005, kenmerk 440006, in kennis gesteld dat het pand niet voldoet aan de veiligheidseisen die daaraan dienen te worden gesteld en dat is gebouwd in afwijking van de aan [appellante] bij besluit van 17 maart 2004 verleende bouwvergunning. Tevens is [appellante] bij brief van 20 januari 2006 door het college geïnformeerd over het voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien de geconstateerde overtredingen niet worden beëindigd.
2.2.2. Voorts heeft de rechtbank terecht geen grond gevonden voor het oordeel dat het college aan de inhoud van een door [appellante] bij het college ingediende brief van 2 november 2007, aanleiding behoorde te zien de begunstigingstermijn te verlengen. Op 29 oktober 2007 heeft telefonisch overleg plaatsgevonden tussen de gemachtigde van [appellante] en een ambtenaar van de gemeente. In het daarvan gemaakte verslag is vermeld dat [appellante] uiterlijk op 2 november 2007 een planning c.q. stappenplan zal overleggen, naar aanleiding waarvan wordt bepaald of de begunstigingstermijn zal worden opgeschort. Ten aanzien van de brief die [appellante] op 2 november 2007 bij het college heeft ingediend, heeft het college zich in het besluit op bezwaar van 8 februari 2008 op het niet onredelijke standpunt gesteld dat hierin geen stappenplan of planning is neergelegd. In deze omstandigheid had het derhalve geen aanleiding hoeven zien de begunstigingstermijn te verlengen. Dat [appellante] bij brief van 27 november 2007 alsnog een plan van aanpak heeft ingediend, maakt dat niet anders. Nu dit plan buiten de in het overleg gestelde termijn is ingediend, behoefde het college niet alsnog de begunstigingstermijn aan te passen.
2.3. [appellante] ten slotte betoogt terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat hij tegen de brief van 28 april 2005 rechtsmiddelen kon instellen. Dit betoog kan echter niet leiden tot vernietiging van de aangevallen uitspraak, nu de rechtbank voor het overige op goede gronden heeft geoordeeld dat de lasten onder dwangsom niet onduidelijk zijn.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient, met verbetering van gronden, te worden bevestigd.
2.5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Altena w.g. Van Dorst
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2009
17-543.