ECLI:NL:RVS:2009:BJ6626
Raad van State
- Voorlopige voorziening
- P.J.J. van Buuren
- J. Verbeek
- Rechtspraak.nl
Tegen de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Zwaaikom' door het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant
Op 21 april 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant opnieuw besloten over de goedkeuring van het bestemmingsplan 'Zwaaikom', dat door de raad van de gemeente Oosterhout op 20 september 2005 was vastgesteld. De Belangenvereniging LMPweg heeft op 15 juni 2009 beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het verzoek op 19 augustus 2009 ter zitting behandeld, waarbij de Belangenvereniging LMPweg vertegenwoordigd was door een gemachtigde en het college en de raad door mr. W.J. Bosma, advocaat te Breda.
De voorzitter heeft overwogen dat het oordeel voorlopig is en niet bindend in de bodemprocedure. Het bestemmingsplan voorziet in de bouw van meer dan 1000 woningen. Eerder had de Afdeling bij uitspraak van 26 september 2007 een goedkeuringsbesluit van het college vernietigd. De Belangenvereniging LMPweg verzocht schorsing van het goedkeuringsbesluit, met de stelling dat de toename van verkeer op de Lage Molenpolderweg niet goed was onderzocht. Ze wilde onomkeerbare situaties voorkomen.
De voorzitter merkte op dat de betonfabriek van Struyk-Verwo op de gronden staat waar woningbouw is voorzien. De gemeente is in onderhandeling met Struyk-Verwo over de aankoop van de gronden, maar het is niet aannemelijk dat de bedrijfsactiviteiten voor de zomer van 2010 zullen eindigen. Hierdoor is het onwaarschijnlijk dat er voor die tijd bouwvergunningen voor de woningen worden aangevraagd. De voorzitter concludeerde dat er geen spoedeisend belang is bij het verzoek en dat de Belangenvereniging LMPweg een nieuw verzoek kan indienen als er bouwvergunningen worden aangevraagd.
Uiteindelijk heeft de voorzitter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 25 augustus 2009.