ECLI:NL:RVS:2009:BJ6630

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900655/1/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.G.J. Parkins-de Vin
  • P.J.A.M. Broekman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring uitwerkingsplan door college van gedeputeerde staten van Utrecht

In deze zaak gaat het om de goedkeuring van het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan De Zuidelijke Kampen" door het college van gedeputeerde staten van Utrecht. Het college heeft op 13 januari 2009 besloten om goedkeuring te verlenen aan het uitwerkingsplan dat door het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten op 2 december 2008 was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben de appellanten, bewoners van Bunschoten, op 26 januari 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State. De zaak is behandeld door een enkelvoudige kamer op 27 juli 2009, waarbij de appellanten en vertegenwoordigers van het college aanwezig waren.

De appellanten betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het uitwerkingsplan, met name omdat de financiële uitvoerbaarheid van het plan niet gegarandeerd zou zijn. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State overweegt dat het college bij de goedkeuring van een uitwerkingsplan moet toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregels is voldaan en of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling stelt vast dat het uitwerkingsplan past binnen de uitwerkingsbepalingen van het geldende bestemmingsplan en dat de financiële uitvoerbaarheid voldoende gewaarborgd is.

De conclusie van de Afdeling is dat de argumenten van de appellanten niet voldoende zijn om te concluderen dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitwerkingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van de appellanten wordt ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin op 2 september 2009.

Uitspraak

200900655/1/R2.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellanten], beiden wonend te [woonplaats], gemeente Bunschoten,
en
het college van gedeputeerde staten van Utrecht,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 13 januari 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Utrecht (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door het college van burgemeester en wethouders van Bunschoten bij besluit van 2 december 2008 vastgestelde uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan De Zuidelijke Kampen" (hierna: het uitwerkingsplan).
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 26 januari 2009, beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2009, waar [appellant sub 1], in persoon en mede namens [appellant sub 2], en het college, vertegenwoordigd door ir. M.J. Buruma, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord de raad, vertegenwoordigd door mr. M.J. Tunnissen, advocaat te Arnhem.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO) kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen. Bij het besluit over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient het college te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op het college de taak te onderzoeken of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.2. Het uitwerkingsplan heeft betrekking op de twee meest zuidelijk gelegen "eilanden" van het nieuwe woongebied Rengerswetering. De uitwerking vindt zijn grondslag in artikel 5 van de voorschriften van het geldende bestemmingsplan "Rengerswetering", welk artikel gedeeltelijk is herzien in het bestemmingsplan "1e Partiële Herziening Bestemmingsplan Rengerswetering". Niet in geschil is dat het uitwerkingsplan geheel past binnen de uitwerkingsbepalingen van voormeld plan, zoals opgenomen in artikel 5, tweede lid, van de planvoorschriften en zoals deze luiden na het van kracht worden van de "1e Partiële Herziening van het Bestemmingsplan Rengerswetering".
2.3. [appellanten] stellen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het uitwerkingsplan. Hun beroepschrift is een vrijwel letterlijke herhaling van hun zienswijze tegen het ontwerp van het uitwerkingsplan.
Ter zitting hebben zij uitdrukkelijk verklaard dat zij tegen het uitwerkingsplan geen ander bezwaar hebben dan het bezwaar dat de financiële uitvoerbaarheid van dit plan niet is gegarandeerd.
2.4. Het college heeft goedkeuring verleend aan het besluit tot vaststelling van het uitwerkingsplan. Het college onderschrijft het standpunt van het college van burgemeester en wethouders dat ertoe strekt dat de zienswijze zich niet op het uitwerkingsplan richt, maar op eerdere plannen waaronder het streekplan, het (globale) bestemmingsplan "Rengerswetering" en het stedenbouwkundige masterplan. De financiële onderbouwing van het uitwerkingsplan is voldoende gewaarborgd, aldus het college.
2.5. De Afdeling stelt vast dat, gelet op hetgeen [appellanten] ter zitting uitdrukkelijk hebben verklaard, het beroep uitsluitend gericht is tegen de financiële uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan.
[appellanten] hebben niet aannemelijk gemaakt dat de financiële uitvoerbaarheid van het uitwerkingsplan niet is gewaarborgd. Daarbij is in aanmerking genomen dat, blijkens de toelichting van het uitwerkingsplan, in een samenwerkingsovereenkomst tussen de gemeente Bunschoten en de projectontwikkelaar van een gezamenlijke grondexploitatie wordt uitgegaan. Verder is op basis van het stedenbouwkundige masterplan, dat aan het uitwerkingsplan ten grondslag ligt, een sluitende grondexploitatie opgesteld.
2.6. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitwerkingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.J.A.M. Broekman, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Broekman
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
12-602.