ECLI:NL:RVS:2009:BJ6640

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200808788/1/M1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunning voor op- en overslag en bewerking van afvalstoffen niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant op 24 oktober 2008 een vergunning verleend aan [vergunninghoudster] voor de op- en overslag en bewerking van afvalstoffen. Dit besluit werd op 3 november 2008 ter inzage gelegd. [appellant] heeft op 4 december 2008 beroep ingesteld tegen dit besluit, maar het college stelde dat [appellant] geen belanghebbende was, aangezien zijn woning op meer dan twee kilometer afstand van de inrichting ligt en er geen milieugevolgen voor hem te verwachten zijn.

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 24 augustus 2009 behandeld. Tijdens de zitting is het college vertegenwoordigd door mr. G. van de Coevering-van Herpen en ing. F.H.M. van Dinther. [vergunninghoudster] was ook aanwezig, vertegenwoordigd door [hoofd] van het bedrijfsbureau Recycling & Milieu. De Afdeling heeft overwogen dat volgens de Wet milieubeheer en de Algemene wet bestuursrecht alleen belanghebbenden, zoals eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen kunnen worden ondervonden, beroep kunnen instellen. Aangezien de afstand van de woning van [appellant] tot de inrichting meer dan twee kilometer bedraagt, is hij niet aangemerkt als belanghebbende.

De Afdeling heeft geconcludeerd dat het beroep van [appellant] niet-ontvankelijk is, omdat hij niet voldoet aan de criteria voor belanghebbendheid. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan in naam der Koningin en openbaar gemaakt op 2 september 2009.

Uitspraak

200808788/1/M1.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 24 oktober 2008 heeft het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant (hierna: het college) aan [vergunninghoudster] een vergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor de duur van tien jaar voor een inrichting bestemd voor de op- en overslag en bewerking van afvalstoffen gelegen aan [locaties] te [plaats]. Dit besluit is op 3 november 2008 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 4 december 2008, beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft desverzocht een deskundigenbericht uitgebracht.
[appellant] en het college hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.
[appellant] heeft nadere stukken ingediend.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 augustus 2009, waar het college, vertegenwoordigd door mr. G. van de Coevering-van Herpen en ing. F.H.M. van Dinther, beiden werkzaam bij de provincie, is verschenen.
Voorts is ter zitting [vergunninghoudster], vertegenwoordigd door [hoofd] van het bedrijfsbureau Recycling & Milieu, als partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het college stelt dat [appellant] geen belanghebbende is bij het bestreden besluit, nu ter plaatse van zijn woning op enkele kilometers afstand van de inrichting geen milieugevolgen van de inrichting worden ondervonden.
2.1.1. [appellant] acht het onjuist en irrelevant dat in deze fase van de procedure het criterium van belanghebbende in enge zin - betrekking hebbend op uitsluitend de woonafstand - wordt opgeworpen.
2.1.2. Ingevolge artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer kan, voor zover hier van belang, een belanghebbende tegen een besluit op grond van deze wet beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ingevolge artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
2.1.3. Wanneer krachtens de Wet milieubeheer een vergunning voor het oprichten en het in werking hebben van een inrichting of een zogenoemde revisievergunning wordt verleend, zijn naast de aanvrager onder meer de eigenaren en bewoners van percelen waarop milieugevolgen van deze inrichting kunnen worden ondervonden belanghebbenden.
Blijkens de stukken is de afstand van de woning van [appellant] tot de inrichting ruim twee kilometer. Mede in aanmerking genomen het deskundigenbericht is de Afdeling van oordeel dat ter plaatse van de woning van [appellant] geen milieugevolgen van de inrichting kunnen worden ondervonden. [appellant] kan dan ook niet worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb, zodat voor hem tegen het bestreden besluit geen beroep openstond op grond van artikel 20.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
2.2. Het beroep is niet-ontvankelijk.
2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. Th.G. Drupsteen, voorzitter, en mr. W.D.M. van Diepenbeek en mr. G.N. Roes, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, ambtenaar van Staat.
w.g. Drupsteen w.g. Lap
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
288-579.