ECLI:NL:RVS:2009:BJ6648

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200901011/1/H1
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • H. Troostwijk
  • J. Willems
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de rechtbank in verband met voorbereidingsbesluit bestemmingsplan

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, die op 24 december 2008 het beroep van de appellant niet-ontvankelijk verklaarde. De appellant, die een varkenshouderij exploiteert, had bezwaar gemaakt tegen een voorbereidingsbesluit van de gemeenteraad van Westvoorne, dat op 4 september 2007 was genomen. Dit besluit hield in dat er een herziening van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Rockanje' werd voorbereid. De gemeenteraad verklaarde het bezwaar van de appellant op 4 maart 2008 ongegrond. De rechtbank oordeelde dat er geen belang meer bestond bij de beoordeling van het voorbereidingsbesluit, omdat er binnen een jaar na de inwerkingtreding van dat besluit een nieuw bestemmingsplan ter inzage was gelegd, dat de voorbereidingsbescherming had overgenomen.

De appellant betoogde dat de rechtbank ten onrechte had geoordeeld dat hij geen belang had bij de beoordeling van het voorbereidingsbesluit, omdat zijn voorgenomen uitbreiding van het agrarisch bedrijf noodzakelijk was en het voorbereidingsbesluit hem schade berokkende. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft de zaak op 2 september 2009 behandeld. De Afdeling oordeelde dat de rechtbank ten onrechte het beroep van de appellant niet-ontvankelijk had verklaard, omdat de appellant aannemelijk had gemaakt dat hij schade had geleden door het voorbereidingsbesluit. De Afdeling vernietigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond, maar bepaalde dat het door de appellant betaalde griffierecht werd terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van het procesbelang in bestuursrechtelijke procedures en de noodzaak voor de rechtbank om dit goed te onderbouwen. De Afdeling concludeerde dat de appellant niet kon worden verweten dat hij geen bouwaanvraag had ingediend, aangezien er een aanhoudingsplicht gold door het voorbereidingsbesluit. De uitspraak heeft implicaties voor de beoordeling van voorbereidingsbesluiten en de rechten van betrokkenen in dergelijke procedures.

Uitspraak

200901011/1/H1.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 december 2008 in zaak nr. 08/1678 in het geding tussen:
[appellant]
en
de raad van de gemeente Westvoorne.
1. Procesverloop
Bij besluit van 4 september 2007 heeft de raad van de gemeente Westvoorne (hierna: de gemeenteraad) verklaard dat een herziening van het bestemmingsplan "Landelijk gebied Rockanje" wordt voorbereid (hierna: het voorbereidingsbesluit)
Bij besluit van 4 maart 2008 heeft de gemeenteraad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 24 december 2008, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 5 februari 2009, hoger beroep ingesteld. De gronden van het hoger beroep zijn aangevuld bij brief van 9 maart 2009.
De gemeenteraad heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2009, waar [appellant], in persoon, en de gemeenteraad, vertegenwoordigd door mr. J.J. Koch, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. [appellant] exploiteert een varkenshouderij op het perceel [locatie] te [plaats]. Het ten tijde van het besluit op bezwaar geldende bestemmingsplan "Landelijk Gebied Rockanje" voorzag in aanzienlijke uitbreidingsmogelijkheden voor dat bedrijf.
2.2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat geen belang meer bestaat bij een beoordeling van het voorbereidingsbesluit nu binnen één jaar na de inwerkingtreding van dat besluit het ontwerp van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Westvoorne, 2e herziening (Langeweg/Middelweg)" (hierna: het bestemmingsplan) ter inzage is gelegd dat de zogenoemde voorbereidingsbescherming heeft overgenomen. De rechtbank heeft om die reden het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
2.3. [appellant] betoogt samengevat weergegeven dat de rechtbank heeft miskend dat de door hem voorgenomen uitbreiding van zijn agrarisch bedrijf noodzakelijk is en dat het frustreren van die uitbreiding door het nemen van het voorbereidingsbesluit hem schade berokkent. Volgens [appellant] heeft de rechtbank zijn beroep daarom ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
2.4. Niet kan worden staande gehouden dat [appellant] niet tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat hij ten gevolge van het voorbereidingsbesluit schade heeft geleden doordat geen bouwvergunning kon worden verleend op basis van het bestemmingsplan "Landelijk Gebied Rockanje" voor de door hem gewenste uitbreiding van zijn agrarisch bedrijf. Daaraan doet niet af dat sinds de inwerkingtreding van het voorbereidingsbesluit geen bouwaanvragen zijn ingediend voor zodanige bedrijfsuitbreiding. Gelet op het verhandelde ter zitting acht de Afdeling, anders dan de rechtbank, aannemelijk dat [appellant] slechts heeft afgezien van het indienen van een bouwaanvraag omdat vanwege het voorbereidingsbesluit een aanhoudingsplicht gold. De aanhoudingsplicht is eerst vervallen met de inwerkingtreding van het bestemmingsplan dat een bedrijfsuitbreiding op het perceel niet mogelijk maakt. Van [appellant] kon niet worden verlangd dat hij gedurende die periode een bouwaanvraag zou indienen. De Afdeling verwijst naar haar uitspraak van 29 december 2004, in zaak nr.
200402048/1. Onder die omstandigheden moet worden geconcludeerd dat de rechtbank het beroep van [appellant] ten onrechte wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2.5. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal alsnog de bij de rechtbank aangevoerde beroepsgrond beoordelen, nu de rechtbank daaraan niet is toegekomen.
2.6. Ook in beroep heeft [appellant] aangevoerd dat het gehandhaafde voorbereidingsbesluit een noodzakelijke bedrijfsuitbreiding frustreert. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (onder meer in de uitspraak van 22 november 2006 in zaak nr.
200600657/1) bestaat voor het oordeel dat de gemeenteraad niet in redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het nemen van een voorbereidingsbesluit slechts dan aanleiding indien reeds bij een globale beschouwing aanstonds duidelijk had moeten zijn dat de voorgenomen ruimtelijke ontwikkelingen in planologisch opzicht onaanvaardbaar zijn. De omstandigheid dat bij de door de gemeenteraad voorgestane ontwikkeling bestaande uitbreidingsmogelijkheden voor het bedrijf van [appellant] komen te vervallen leidt niet tot die conclusie.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding nu besluit van 4 maart 2008 in stand wordt gelaten.
2.9. Redelijke toepassing van artikel 43, eerste lid, van de Wet op de Raad van State brengt met zich dat het door [appellant] betaalde griffierecht door de Secretaris van de Raad van State aan hem wordt terugbetaald.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 24 december 2008 in zaak nr. 08/1678;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep ongegrond;
IV. bepaalt dat de Secretaris van de Raad van State het door [appellant] voor de behandeling van het hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 216,00 (zegge: tweehonderdzestien euro) terugbetaalt.
Aldus vastgesteld door mr. H. Troostwijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Willems, ambtenaar van Staat.
w.g. Troostwijk w.g. Willems
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
412.