ECLI:NL:RVS:2009:BJ6655

Raad van State

Datum uitspraak
27 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200904965/1/R2 en 200904965/2/R2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.J.J. van Buuren
  • J. Verbeek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Goedkeuring bestemmingsplan Oosterwolde Dorp 2005 door college van gedeputeerde staten van Gelderland

Op 27 mei 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland besloten goedkeuring te verlenen aan het bestemmingsplan "Oosterwolde Dorp 2005", dat door de raad van de gemeente Oldebroek op 30 september 2008 was vastgesteld. Tegen dit besluit hebben appellanten op 9 juli 2009 beroep ingesteld bij de Raad van State en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzitter heeft het verzoek op 19 augustus 2009 ter zitting behandeld, waar zowel appellanten als het college vertegenwoordigd waren. De voorzitter heeft besloten om onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak, omdat nader onderzoek niet nodig was.

De voorzitter overweegt dat het college de taak heeft om te onderzoeken of het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Appellanten betogen dat er geen behoefte is aan seniorenwoningen in Oosterwolde en dat de ruimtelijke onderbouwing voor de bouw van twee woningen op de betreffende locatie ontbreekt. De raad heeft echter gesteld dat de door appellanten aangehaalde beleidsstukken verouderd zijn en dat er wel degelijk behoefte is aan seniorenwoningen, zoals blijkt uit recent onderzoek.

De voorzitter concludeert dat de locatie geschikt is voor woningbouw en dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de keuze voor woningbouw voldoende is onderbouwd. De vrees van appellanten dat de bouwmogelijkheden niet inpasbaar zijn in het straatbeeld wordt ongegrond verklaard. De voorzitter oordeelt dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het bestemmingsplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Het beroep van appellanten wordt ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200904965/1/R2 en 200904965/2/R2.
Datum uitspraak: 27 augustus 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het beroep, in het geding tussen:
[appellanten], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 27 mei 2009 heeft het college van gedeputeerde staten van Gelderland (hierna: het college) besloten over de goedkeuring van het door de raad van de gemeente Oldebroek (hierna: de raad) bij besluit van 30 september 2008 vastgestelde bestemmingsplan "Oosterwolde Dorp 2005".
Tegen dit besluit hebben [appellanten] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 juli 2009, hebben [appellanten] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 augustus 2009, waar [appellanten], in persoon en het college, vertegenwoordigd door mr. A. Pol, ambtenaar in dienst van de provincie, zijn verschenen. Voorts is de raad, vertegenwoordigd door A. Hulsebosch, ambtenaar in dienst van de gemeente, gehoord.
Partijen hebben ter zitting toestemming gegeven onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht, rust op het college de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te onderzoeken of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient het rekening te houden met de aan de raad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft het college er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
2.3. Het plan voorziet in een planologische regeling voor het dorp Oosterwolde.
2.4. [appellanten] betogen dat het college ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plandeel met de bestemming "Wonen" dat voorziet in de bouw van twee woningen op het perceel gelegen tussen de percelen [locatie 1] en [locatie 2]. Volgens [appellanten] blijkt uit verschillende gemeentelijke beleidsstukken dat er geen behoefte is aan seniorenwoningen in Oosterwolde. Verder is volgens hen geen goede ruimtelijke onderbouwing voor woningbouw op deze locatie gegeven. Zij wijzen in dat verband op een uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zutphen en een advies van de bezwarencommissie over een eerder bouwplan op deze locatie. De bouwmogelijkheden die het plan biedt zijn volgens hen te ruim en niet inpasbaar in het straatbeeld. De situering van het bouwvlak, de bouwmogelijkheden ten opzichte van de zijdelingse perceelsgrens en de aan- en bijgebouwen regeling zal volgens hen afbreuk doen aan het woongenot op de percelen [locatie 1] en [locatie 2].
2.5. De raad heeft gesteld dat de door [appellanten] genoemde gemeentelijke beleidsstukken: "Kwalitatief Woningbouwprogramma annex woningbouwkaveluitgifte 2004", "Woonwensenonderzoek 1995-2000" en "Woonwensenonderzoek 2006" niet meer actueel zijn.
Het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid is neergelegd in het "Kwalitatief Woonprogramma 2000-2015", waarin de locatie tussen [locatie 1] en [locatie 2] als inbreidingslocatie is opgenomen, en de jaarlijkse uitwerking van dit programma. Verder blijkt uit het "Woonwensenonderzoek 2007" dat in Oosterwolde behoefte is aan het woningtype "Senioren/gelijkvloerse/levensloopbestendige woningen > € 200.000".
De voorzitter is van oordeel dat het college zich, gelet op deze stukken, in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat in Oosterwolde behoefte bestaat aan seniorenwoningen.
2.6. De locatie betreft een open ruimte in een overigens vrijwel aaneengesloten lintbebouwing langs de Groote Woldweg. Woningbouw op deze locatie sluit aan bij de functies in de directe omgeving. Gezien de behoefte aan seniorenwoningen en de ligging van de locatie in de dorpskern van Oosterwolde is de voorzitter van oordeel dat het college zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat de keuze voor woningbouw op deze locatie voldoende is onderbouwd.
2.7. Ter zitting is door de raad gesteld dat de uitspraak van de voorzieningenrechter en het advies van de bezwarencommissie betrekking hebben op een groter bouwplan dan het voorliggende bestemmingsplan mogelijk maakt. Het college is bij de beoordeling van het voorliggende plan dan ook terecht voorbijgegaan aan het oordeel dat in de uitspraak en het advies over de ruimtelijke onderbouwing van dat bouwplan is gegeven.
2.8. Ten aanzien van de in het plan opgenomen bouwmogelijkheden in relatie tot het straatbeeld en de aangrenzende percelen overweegt de voorzitter het volgende. Het bouwvlak is zodanig gesitueerd dat de voorgevel van de te bouwen woningen enigszins verspringt ten opzichte van de voorgevel van de woningen [locatie 1] en [locatie 2]. Deze situering sluit aan bij het bebouwingsbeeld langs de Groote Woldweg.
Ingevolge artikel 15.2 van de planvoorschriften dient de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens aan de niet aangebouwde zijde ten minste 3 meter te bedragen. Deze afstand geldt ook in het geval het bouwblok op een kleinere afstand dan 3 meter van de perceelsgrens is gesitueerd. De vrees van [appellanten] dat een aan te houden afstand tussen een woning en de zijdelingse perceelsgrens van 3 meter niet in het plan is opgenomen is dan ook ongegrond.
Voorts heeft het college zich op het standpunt kunnen stellen dat de bijgebouwen en aan- en uitbouwenregeling in het plan niet zodanige bebouwing toelaat dat deze niet ruimtelijk inpasbaar zou zijn. Het feit dat deze bebouwing tot op de erfgrens is toegestaan is in een bebouwde omgeving niet ongebruikelijk.
De voorzitter is dan ook van oordeel dat het college zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de in het plan mogelijk gemaakte bebouwing aansluit bij het straatbeeld en ten opzichte van de twee aangrenzende percelen inpasbaar is.
2.9. De conclusie is dat hetgeen [appellanten] hebben aangevoerd geen aanleiding geeft voor het oordeel dat het college zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan voor zover bestreden, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
In het aangevoerde wordt evenmin aanleiding gevonden voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Het beroep is ongegrond.
2.10. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep ongegrond;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 27 augustus 2009
388.