ECLI:NL:RVS:2009:BJ6674

Raad van State

Datum uitspraak
2 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200900062/1/H2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek
  • J.H. Roelfsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag toevoeging rechtsbijstand door Raad voor Rechtsbijstand

In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om een toevoeging ten behoeve van de appellant door de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage. De Raad heeft op 3 juli 2007 de aanvraag afgewezen, omdat de rechtsbijstand volgens hen onder een eerder afgegeven toevoeging viel. De appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 20 november 2008 het beroep van de appellant tegen deze beslissing eveneens ongegrond verklaard. De appellant heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij de Raad van State, dat op 2 september 2009 werd behandeld.

De Raad van State overweegt dat volgens de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) rechtsbijstand alleen wordt verleend aan personen wiens financiële draagkracht onder bepaalde bedragen ligt. De Raad kan een toevoeging weigeren als de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang waarvoor al eerder een toevoeging is afgegeven. In dit geval was er sprake van twee strafbare feiten die op verschillende data en locaties hadden plaatsgevonden, maar de Raad oordeelde dat de eerder afgegeven toevoeging ook betrekking had op deze nieuwe aanvraag.

De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het beroep van de appellant op artikel 6 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden niet opgaat, omdat de verplichting tot effectieve toegang tot de rechter niet betekent dat de appellant recht heeft op een tweede toevoeging. Het hoger beroep van de appellant is ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd. Er zijn geen gronden voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

200900062/1/H2.
Datum uitspraak: 2 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellant], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak van de rechtbank 's-Gravenhage van 20 november 2008 in zaak nr. 08/161 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage.
1. Procesverloop
Bij besluit van 3 juli 2007 heeft de Raad voor Rechtsbijstand 's-Gravenhage (hierna: de raad) een aanvraag om een toevoeging ten behoeve van [appellant] afgewezen.
Bij besluit van 20 november 2007 heeft de raad het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 20 november 2008, verzonden op 25 november 2008, heeft de rechtbank 's-Gravenhage (hierna: de rechtbank) het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft [appellant] bij brief, bij de Raad van State per fax ingekomen op 5 januari 2009, hoger beroep ingesteld.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 augustus 2009, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. R. Delgado, advocaat te Rotterdam, is verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand (hierna: de Wrb), wordt rechtsbijstand uitsluitend verleend ter zake van in de Nederlandse rechtssfeer liggende rechtsbelangen aan natuurlijke en rechtspersonen wier financiële draagkracht de in artikel 34 genoemde bedragen niet overschrijdt.
Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef onder b, kan de raad de toevoeging weigeren indien de aanvraag betrekking heeft op een rechtsbelang ter zake waarvan de aanvrager aanspraak kan maken op rechtsbijstand op grond van een eerder afgegeven toevoeging.
Ingevolge artikel 32 geldt de toevoeging uitsluitend voor het rechtsbelang ter zake waarvoor zij is verleend en, in het geval van een procedure, voor de behandeling daarvan in één instantie, de tenuitvoerlegging van de rechterlijke uitspraak daaronder begrepen.
2.2. De raad heeft bij het besluit van 3 juli 2007, zoals gehandhaafd bij het besluit op bezwaar van 20 november 2007, de aanvraag om toevoeging afgewezen, omdat de hierin bedoelde rechtsbijstand wordt geacht te vallen onder het bereik van de bij besluit van 20 maart 2007 afgegeven toevoeging.
2.3. [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de raad de toevoeging terecht heeft geweigerd, omdat reeds eerder een toevoeging is afgegeven voor deze zaak. Hij heeft daartoe aangevoerd dat in dit geval sprake is van twee afzonderlijke feiten die op twee verschillende data en locaties zijn gepleegd en in deze zaken twee afzonderlijke dossiers zijn gemaakt. Dat slechts één parketnummer bestaat, laat volgens [appellant] onverlet dat er sprake is van twee verschillende zaken.
2.4. De raad hanteert een vast beleid, dat is neergelegd in het Handboek Toevoegen 2007 (hierna: het Handboek). In aantekening 13 van het Handboek is het uitgangspunt dat per dagvaarding één toevoeging wordt afgegeven. Dit beleid is niet in strijd met de Wrb en ook niet anderszins rechtens onjuist of onredelijk.
2.4.1. In de dagvaarding van 9 maart 2007 zijn twee strafbare feiten vermeld, te weten een diefstal op 7 maart 2007 op de Mathenesserdijk te Rotterdam en een poging tot diefstal met braak op 16 februari 2007 op de Rosenveldstraat te Rotterdam. De op 20 maart 2007 afgegeven toevoeging moet, gelet op de hiervoor bedoelde aantekening 13, geacht betrekking te hebben op beide strafbare feiten. Het in 2.3. weergegeven betoog faalt derhalve.
2.4.2. De rechtbank heeft verder met juistheid geoordeeld dat het beroep op artikel 6 van het Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden faalt. De uit deze bepaling volgende verplichting tot het bieden van effectieve toegang tot de rechter strekt niet zover dat daarom in dit geval aan [appellant] een tweede toevoeging had moeten worden toegekend. Ook het beroep op artikel 18 van de Grondwet heeft de rechtbank terecht en op goede gronden afgewezen.
2.5. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. C.M. Ligtelijn-van Bilderbeek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Roelfsema, ambtenaar van Staat.
w.g. Ligtelijn-van Bilderbeek w.g. Roelfsema
lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2009
58-621.