ECLI:NL:RVS:2009:BJ8265

Raad van State

Datum uitspraak
16 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200903072/4/M2
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • J.H. van Kreveld
  • M.J. van der Zijpp
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening tegen verleende revisievergunning voor koetserij

Op 7 april 2009 verleende het college van burgemeester en wethouders van Kerkdriel een revisievergunning voor een koetserij aan [vergunninghouder]. Dit besluit werd op 20 april 2009 ter inzage gelegd. Tegen deze vergunning heeft [verzoeker] op 27 mei 2009 beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening op 25 juni 2009. De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, J.H. van Kreveld, heeft het verzoek op 3 september 2009 behandeld. Tijdens de zitting waren [verzoeker], bijgestaan door drs. H.E. Winkelman, en [vergunninghouder], bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, aanwezig, evenals vertegenwoordigers van het college.

[Verzoeker] stelde dat hij geluid- en geurhinder ondervond door de activiteiten van de koetserij. De voorzitter oordeelde dat de vergunning geluidvoorschriften bevatte die de geluidshinder zouden beperken. Hij concludeerde dat de geluidoverlast bij naleving van deze voorschriften niet zo ernstig was dat onmiddellijke schorsing van de vergunning noodzakelijk was.

Wat betreft de geurhinder stelde de voorzitter vast dat de vergunning voorschriften bevatte voor het afvoeren van mest en dat de paarden op afstand van [locatie 2] werden gehouden. Gezien deze omstandigheden was er geen reden om de vergunning te schorsen. De voorzitter wees het verzoek om een voorlopige voorziening af en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak vond plaats op 16 september 2009.

Uitspraak

200903072/4/M2.
Datum uitspraak: 16 september 2009
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:
[verzoeker], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Maasdriel,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 7 april 2009 heeft het college van burgemeester en wethouders van Kerkdriel (hierna: het college) aan [vergunninghouder] een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de Wet milieubeheer verleend voor een koetserij aan de [locatie 1] te [plaats]. Dit besluit is op 20 april 2009 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 27 mei 2009, beroep ingesteld.
Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 25 juni 2009, heeft [verzoeker] de voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
[vergunninghouder] heeft nadere stukken ingediend. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 3 september 2009, waar [verzoeker], in persoon en bijgestaan door drs. H.E. Winkelman, [vergunninghouder], in persoon en bijgestaan door mr. H.P.J.G. Berkers, en het college, vertegenwoordigd door F. Kabbouti en drs. ing. M.G.A. van den Brink, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. [verzoeker] woont en werkt aan de [locatie 2] te [plaats]. Hij verzoekt om het treffen van een voorlopige voorziening vanwege geluid- en geurhinder die hij ten gevolge van transportbewegingen en het houden van paarden stelt te ondervinden.
2.2.1. De voorzitter acht aannemelijk gemaakt dat ten behoeve van de koetserij waarop de vergunning betrekking heeft al sinds lange tijd een relatief gering aantal transportbewegingen plaatsvindt. Ter beperking van de mede hierdoor veroorzaakte geluidhinder zijn aan de vergunning geluidvoorschriften verbonden. Naar het oordeel van de voorzitter is de mogelijke geluidoverlast van de transportbewegingen bij naleving van deze voorschriften niet zodanig, dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vergt dat de verleende revisievergunning in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure wordt geschorst.
2.2.2. Ten aanzien van de gestelde geurhinder overweegt de voorzitter dat in het aan de vergunning verbonden voorschrift 6.13 is bepaald dat de in de stallen aanwezige vaste mest ten minste eenmaal in de vijf dagen moet worden verzameld en direct uit de inrichting wordt afgevoerd. De vergunning staat geen vaste mestopslag toe. Voorts is ter zitting gebleken dat de in de koetserij aanwezige paarden op geruime afstand van het perceel [locatie 2] worden gehouden. Dit alles in aanmerking genomen is naar het oordeel van de voorzitter de mogelijke geuroverlast bij naleving van de vergunning niet van een zodanige omvang, dat onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, vergt dat de verleende revisievergunning in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure wordt geschorst.
2.3. Gelet op het voorgaande bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Kreveld, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M.J. van der Zijpp, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Kreveld w.g. Van der Zijpp
voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2009
262-632.